Hollands peil

Frank Brandse
03 Jul 2021

Afgelopen weekend ging ik met een vriend die lange tijd niet in Nederland was geweest een dagje naar Utrecht. Vol verbazing wees hij me op de gele tegels met voetjes op het station die aangeven hoever mensen in de wachtrij uit elkaar moeten staan. Op het perron troffen we vergelijkbare gele tegels aan die treinreizigers erop wijzen dat zij mondkapjes moeten dragen en vijf tegels afstand moeten houden als ze op de trein staan te wachten.


In verschillende parken in Utrecht waar we doorheen liepen, waren met verf grote cirkels gemaakt. Op borden lazen we dat het de bedoeling was dat er maximaal twee personen in zo’n cirkel zitten. Deze boodschap leek niet echt over te komen. Honderden grote en kleine groepjes mensen zaten zowel in als naast de cirkels te picknicken. Twee BOA’s die met uniformen rondliepen waarop eveneens te lezen was dat mensen elkaar de ruimte moeten geven, liepen een beetje verloren rond. Er was geen beginnen aan om al mensen die na drie weken regen van het mooie weer genoten in het gareel te brengen.

Organisatiedrang

Ik ben er inmiddels aan gewend, maar als je erop gaat letten is het best hilarisch. De publieke ruimte in ons land is volledig volgehangen met borden en pijlen waarop allerlei aanwijzingen staan hoe we ons horen te gedragen en welke kant we moeten oplopen. Het kan je niet ontgaan. De organisatiedrang van Nederlanders is ten volle benut. Het roept de vraag wel op of het effect van al dat geregel in Nederland iets oplevert. Door de veelheid aan borden en pijlen raak je ook enigszins immuun voor de boodschap. En uiteindelijk is een samenleving niet zo maakbaar als bij de overheid wordt gedacht. Alle bordjes ten spijt. Als het mooi weer is dan overheerst de drang om samen met anderen buiten te drinken, picknicken of anderszins te genieten.

Mensen zitten in cirkels in het park

Coffeeshoptoeristen

Dat brengt me op de verhitte discussie die momenteel in Amsterdam wordt gevoerd over coffeeshoptoeristen. Het geloof in de maakbaarheid van de samenleving domineert ook die discussie. Halsema overweegt om toeristen de toegang tot de coffeeshops in de hoofdstad te ontzeggen. Het idee is dat Amsterdam dan onaantrekkelijker wordt voor een bepaald type toeristen die gemakshalve bestempeld zijn als toeristen die economisch gezien minder interessant zijn voor de stad. Amsterdam mikt op een hoogwaardig publiek met een dikke portemonnee. Nog los van het feit dat toeristen niet zo eenvoudig in te delen zijn – velen bezoeken zowel een museum als een coffeeshop – getuigt dit idee natuurlijk ook van een sterk geloof in de maakbaarheid van de samenleving. Amsterdam is juist aantrekkelijk omdat het nog steeds uitstraalt dat mensen in deze stad de vrijheid hebben om zichzelf te zijn. Een smeltkroes van culturen. Die pluriformiteit is het handelsmerk van Amsterdam. Van oudsher trouwens. Toen de Hollanders in de 17e eeuw Nieuw Amsterdam (tegenwoordig New York) inruilden voor Suriname, werd die pluriformiteit die geassocieerd wordt met vrijheid al geroemd.

Dood in de pot

Kortom: de neiging van Halsema om bepaalde bedrijvigheden in de stad terug te dringen, om daarmee bepaalde toeristen te weren, zou wel eens de dood in de pot kunnen zijn. De coffeeshops die in de ogen van sommigen als zwarte randjes worden gezien, horen net zo goed bij Amsterdam als allerlei verheven culturele instellingen. Nederland is niet ‘bepijlbaar’. Dat willen Nederlanders niet. ‘Onpeilbaar’, ‘pioniers’, ‘een vlucht naar voren’, dat zijn begrippen die bij ons horen, dat is Hollands peil. Ik moest in Utrecht heel erg mijn best doen om dat te blijven geloven.

F
Frank Brandse