CanAdelaar vecht nieuwe geuroverlast boete aan

CanAdelaar, een van de bedrijven die cannabis teelt voor coffeeshops die deelnemen aan het wietexperiment, heeft opnieuw een boete wegens geuroverlast gekregen. Het bedrijf in Hellevoetsluis tekende bezwaar aan en de rechter geeft ze voorlopig gelijk.
Eind vorig jaar kreeg CanAdelaar een eerste boete van 30.000 euro wegens geuroverlast. Omwonenden klaagden al langer over ‘een penetrante wietgeur’. De Milieudienst Rijnmond (DCMR) kreeg bijna duizend klachten binnen. Na een controle op 23 december was de eerste boete een feit.
Voorzieningenrechter geef cannabisteler voorlopig gelijk
CanAdelaar heeft de afgelopen maanden fors geïnvesteerd in geavanceerde luchtbehandeling kasten om de geuroverlast te beperken. Toch kwamen er nieuwe klachten. Op 2 januari constateerden DCMR-inspecteurs dat er opnieuw sprake was van geuroverlast en dat leidde dus tot een nieuwe boete. CanAdelaar ging daarmee niet akkoord en vroeg een geuronderzoek aan. Ook kwam er een juridisch protest, en dat had een voorlopig positief resultaat. DCMR meldt daarover: ‘Op 19 januari 2025 heeft CanAdelaar een voorlopige voorziening gevraagd aan de Rechtbank Rotterdam om de last onder dwangsom die op 26 november 2024 is opgelegd aan het bedrijf voor het veroorzaken van geuroverlast, te schorsen. Op 14 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van CanAdelaar toegekend en schort de werking van de last onder dwangsom tot 6 weken na het besluit op bezwaar. Als motivatie hiervoor wordt aangegeven: de korte termijn waarop de uitkomst van het in opdracht van CanAdelaar uitgevoerde geuronderzoek en het maatwerkvoorschriftenbesluit te verwachten zijn. Daarnaast is de voorzieningenrechter van mening dat uit de verslagen van toezichthouders niet blijkt dat het toezicht overeenkomstig artikel 6 van het Geurhinderbeleid is uitgevoerd en dat daarmee niet is vastgesteld dat sprake is van een overtreding. DCMR stelt zich echter op het standpunt dat artikel 6 van het Geurhinderbeleid niet bedoeld is voor toezicht maar voor de beoordeling van geurrapportages en dat de toezichthouder wel overeenkomstig het Geurhinderbeleid heeft vastgesteld dat sprake is van geuroverlast voor omwonenden. De zaak wordt verder behandeld in de bezwaarschriftenprocedure die naar verwachting in maart of april zal plaatsvinden.’ Kortom, wordt vervolgd…