Wiet = Verdriet
Mr. Silver Haze (uiteraard een pseudoniem) schreef, bij mijn weten, het eerste openhartige boek over de werkelijkheid van de achterdeur van de coffeeshop.
Het is een minder verdrietig boek dan de titel doet vermoeden, want het staat vol met, vaak zeer vermakelijke, anekdotes. Maar aan het feit dat het pad van een kweker niet altijd over rozen gaat, wordt ook ruimschoots aandacht besteed. Er zijn heel veel boeken over kweken. Met het kweken zelf heeft dit boek niks te maken. Het gaat over wat iemand allemaal voor zijn kiezen krijgt als hij besluit om niet voor eigen gebruik vijf plantjes te vertroetelen, maar het in het groot aanpakt. Het boek van Silver Haze is eigenlijk een must voor zowel kwekers, die er heel wat van op kunnen opsteken, als voor de consument, die zich gaat realiseren dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend is dat je (voorlopig...) gewoon een paar gram wiet volkomen legaal in de coffeeshop kunt kopen.
Soft Secrets sprak met de schrijver, die inmiddels de branche heeft verlaten, maar natuurlijk redenen genoeg heeft om zijn ware identiteit onder de pet te houden. Hij betaalt nog steeds een aardig bedrag aan justitie vanwege een veroordeling en ziet liever niet dat ze gaan graven in deze bekentenissen. De werkelijkheid is in ieder geval een stuk minder romantisch dan vaak wordt gedacht en ook voor een grote kweker geldt: it is a hard life to earn an easy living!
Toch maar een clichévraag: waarom dit boek?
“Daar zijn een paar redenen voor. Het begon eigenlijk dat ik binnen een kleine kring van bekenden onder het genot van een joint en een borrel vertelde wat voor gekke en soms ook treurige dingen je allemaal meemaakt als je de branche zit. Ik vertelde natuurlijk verhalen die mensen niet dagelijks horen en iemand merkte op dat ik het eigenlijk op zou moeten schrijven. Die opmerking is blijven hangen. Maar ik ben van nature geen schrijver, dus liet ik het voor wat het was. Later dacht ik: waarom ook niet, ik heb best wat te vertellen en mijn kant van het verhaal is eigenlijk nog nooit verteld. En ik ben achter de PC gekropen en heb het achter elkaar opgeschreven. Al schrijvend raakte ik er steeds meer van overtuigd dat mijn verhaal best leerzaam zou kunnen zijn. En hoewel ik geen moralist ben, wilde ik er toch een soort waarschuwing in verwerken die je zou kunnen samenvatten als: “bezint eer ge begint.””
Hoe ben jij begonnen?
“Staat uiteraard uitgebreid in het boek. Maar eigenlijk is het zo gegaan. We spreken nou over de jaren negentig van de vorige eeuw, toen een gulden nog een gulden was. Ik handelde in vlees en leverde vooral aan restaurants. Had veel Chinezen als afnemers. Op zich geen slechte handel, maar ook bij de Chinezen groeiden in die jaren de bomen niet tot in de hemel. De marge was klein, je moest er altijd een extraatje bij doen als cadeau. Het was vaak meer dan 10 uur per dag sappelen. Omdat mijn afnemers steeds slechter en vooral later betaalden, speelde ik dus ook nog een beetje voor bank met dit verschil: ik kon geen rente rekenen. Toen er ook nog eens een grote afnemer op de fles ging, voelde ik dat het fout zou lopen.”
En dat was het moment om de wiet in te gaan?
“Min of meer toevallig, of het heeft zo moeten zijn. Toen ik op een ochtend vlees moest leveren aan een afnemer, was die te laat. Nou ben ik van nature niet iemand die graag stilzit, dus ik ging een rondje lopen. Opeens zag ik een immens verlichte etalage met daarboven de woorden “Growshop”. Nieuwsgierig ben ik ook en ik dacht: wat zou dat nou voor winkel wezen? Op dat moment wist ik natuurlijk wel dat wiet bestond, maar ik had geen idee wat er allemaal achter zat. Totaal blanco stapte ik daar naar binnen en raakte aan de praat met een aardige kerel, joint in z'n mond, die me van alles uitlegde. Ik kreeg ook nog een stapel folders met info mee en die heb ik 's avonds gespeld.”
En meteen besloot je om het roer om te gooien en grootschalig te gaan kweken?
“Eigenlijk wel. Ik ben geen idealist op het gebied van cannabis. Ik bedoel, je mag het kopen, roken en in bezit hebben. Voor mij was dat gewoon een gegeven. Ik zag het als handel, daar hoef ik geen doekjes om te winden. Natuurlijk weet ik dat veel kleine kwekers dat anders zien, maar geloof me: hele kleine kwekertjes bevoorraden geen hele grote coffeeshops. En bovendien: in die growshop werd niks illegaals verkocht. Alles zou je ook afzonderlijk in tuincentra kunnen kopen. Maar ik ben iemand die als hij wat aanpakt dat ook goed aanpakt. Daarom wilde ik meteen op grotere schaal kweken dan je op een klein zoldertje kunt doen.”
En het ging meteen goed?
“Technisch ging het wonderbaarlijk, want vanaf dag 1 hadden we -ik had inmiddels een partner- de zaken goed op orde. Dus een goede ruimte, prima elektronica, prima stekken, prima klimaat en aan het eind van de rit prima wiet en een mooie bonus. Maar natuurlijk sta je in het begin wel voor problemen waarop je niet gerekend hebt. Over het kweken zelf kun je alle informatie vinden die je nodig hebt. Maar wat er verder bij komt kijken kan je voor rare verrassingen stellen. Ik denk dat als die eerste kweek mislukt was, ik er niet mee door was gegaan. Maar ik had een goede vriend die een prachtige ruimte had. Goede stroomvoorziening, perfecte luchtafvoer en meteen alles computergestuurd. Het was makkelijker dan we dachten.”
En je zag geen morele bezwaren?
“Nee. Ik was in mijn opinie volstrekt niet crimineel in de letterlijke zin van het woord. Ik deed niemand tekort, de stroom en alle andere attributen werden keurig betaald en ik was niemand tot last. Mijn overweging was: overal vind je coffeeshops waar je wiet kunt kopen. En alle spullen die je daarvoor nodig hebt, schaf je in de growshop aan. Alhoewel ik geloof dat die inmiddels liever geen growshop meer genoemd wil worden, maar tuincentrum. We hebben het nu over de jaren dat het woord wiet veel minder beladen was dan nu. In die tijd kon je als het ware gewoon met een paar honderd stekjes in de achterbak rondrijden zonder dat iemand je wat maakte. En ik was me er goed van bewust dat al die coffeeshops die destijds als paddenstoelen uit de grond schoten, ook bevoorraad moesten worden. Mij maak je niet wijs dat een coffeeshop draait op vijf plantjes in de achtertuin. En hoe je het ook wendt of keert: iemand moet die wiet produceren want het valt natuurlijk niet uit de lucht, ook al doen sommige mensen het voorkomen alsof dat wel zo is.”
Hoe raakte je de wiet kwijt?
“In het begin had ik geen idee. Als vleeshandelaar had ik daar natuurlijk nooit over nagedacht. Maar in een growshop maakte je wel eens een praatje en zo kon je vrij makkelijk met afnemers in contact komen. En denk nou niet dat dat allemaal louche types waren. Meestal waren dat keurige, onopvallende mensen. En dat geldt ook voor katvangers.”
En je begon het nog grootschaliger aan te pakken?
“Natuurlijk. Voor mij was het handel. “Het Groene Goud” noemde ik het wel eens. Maar om uit te breiden heb je locaties nodig. En goeie locaties vinden is niet eenvoudig. Ten eerste moet het er onopvallend uitzien. Ten tweede heb je een zogenaamde katvanger nodig. Dat is iemand die in feite voor jou de risico's neemt, in ruil voor een deel van de opbrengst en het beschikbaar stellen van de locatie. Ik leverde en regelde alles, van stekken tot elektronica en soms kwam ik zelfs water geven, al was dat in principe het werk van de katvanger. Maar meestal ging alles volautomatisch. Je leerde al doende bij.”
Ook over mensen, kan ik uit je boek concluderen
“Juist over mensen. Een van de redenen dat ik mijn boek schreef, is dat het zo prachtig is om over alle uiteenlopende types die je in dat wereldje tegenkomt te vertellen. Nou heb ik het in mijn boek natuurlijk over de meest markante, want er zijn heel veel mensen die zonder probleem een plantage runnen. Je betaalt ze, iedereen tevreden en op naar de volgende oogst.”
Dat is de ideale situatie
“Zo hoort het te gaan. Maar naarmate het allemaal groter werd, was het moeilijker beheersbaar. Een van de kleinste problemen staat uitgebreid in mijn boek, maar hier is de korte versie: stotterend boertje biedt een krot van een schuur aan voor een paar duizend gulden per maand, op een prima locatie. Helemaal op de vlakte, dus geen pottenkijkers en glurende buren. Hebben we alles voor elkaar en willen we de boel aansluiten, blijkt de elektra niet beschikbaar. Dan moet je snel en creatief denken, want voor je het weet ben je een vermogen kwijt. De oplossing was het verdekt opstellen van een generator. Achteraf grappig, maar op het moment zelf kun je je wel voor je kop slaan.”
Naarmate je groeide werd je natuurlijk ook bekender
“Tja, ik had nog nooit iets over mijn wiet verteld en toch werd ik opeens in een café op mijn schouder getikt met de opmerking: “Jij doet toch in wiet?” “Hoe kan hij dat nou weten,” vraag je je dan af. Maar aan de andere kant: je kunt niet kweken zonder dat je met anderen te maken krijgt en mensen onderling lullen heel wat af.”
En soms liep de boel goed in het honderd
“Soms was het een overstroming waardoor een heel pand bijna onder water kwam te staan. Kwestie van eigen schuld, of foutje van de katvanger. Die post rekende je gewoon tot de bedrijfsschade. Lastiger was het echte gilde van criminelen, de gaatjesboorders. Dat zijn lieden die een plantage spotten en door het boren van gaatjes van buitenaf in de peiling houden wanneer de zaak geoogst kan worden. Is me een paar keer gebeurd en dan ben je mooi de klos. Oogst weg, daders spoorloos en als kweker kun je natuurlijk never nooit naar de politie stappen. Ook kwam het wel eens voor dat de katvanger met een smoes een verdwenen oogst verklaarde en later zag ik hem dan in splinternieuwe BMW rijden.”
En wat deed je dan?
“Ik zat in de handel, ik gebruikte nooit geweld. Ik liet het in zulke gevallen maar voor wat het was. Ik ben natuurlijk geen watje en als het moest kon ik behoorlijk intimiderend overkomen. Maar eigenlijk was dat nooit nodig. Ik hield me aan afspraken en de meeste mensen met wie ik had te maken deden dat ook. Soms was het wel lullig dat mensen die ik als vrienden zag me bedonderden. Dat voelt wrang. Geld doet soms rare dingen met mensen.”
En uiteindelijk liep je tegen de lamp?
“Ach, ik heb er goed van geleefd, maar op een gegeven moment krijg je door dat je in de gaten wordt gehouden. Stillen, in de vorm van mooie meiden die je in de kroeg proberen uit te horen. Mogen doorrijden tijdens een politiefuik, het zijn tekenen dat je onder de loep ligt. En toen er in de growshop waar ik vaak kwam, afluistermicrofoons waren geplaatst, was het einde verhaal. Maar het waren mooie jaren. Al realiseer ik me wel dat het eigenlijk net zo hard buffelen was als in de vleeshandel. Ook in de wiethandel komt het geld je niet aanwaaien, maar ik heb mooie dingen kunnen doen. Ik heb er geen spijt van, maar ik mis het ook niet. Elke dag bakken met geld uitgeven aan drank, drugs en vrouwen gaat ook vervelen. Of je gaat eraan kapot. Ik leid weer een ordentelijk leven met aanmerkelijk minder stress. En wat mijn boek betreft: het is al vertaald in het Engels, en ik ga het ook in het Spaans en Duits laten vertalen. Weten de mensen daar ook dat de man achter de achterdeur altijd de pineut is in dit gedrocht van een systeem.”
N.B: De Engelse titel wordt Weed + Grief