Het ging vooral mis bij de selectie van de telers
Hoe verliep de voorbereiding van het wietexperiment en welke lessen zijn daaruit te leren? Het WODC liet de voorbereidingsfase evalueren door onderzoeksbureau BBSO, samen met onderzoekers van de Hogeschool van Amsterdam en de Rijksuniversiteit Groningen. Belangrijkste conclusie; het ging mis bij de selectie van de telers, maar verder is alles redelijk goed verlopen.
Zo lees je bijvoorbeeld in het 154 pagina’s tellende rapport: ‘Geïnterviewde telers geven aan dat zij het opmerkelijk vonden dat de overheid in de selectieprocedure geen kwaliteitsnorm heeft gehanteerd. Een teler stelt hierover: “de overheid heeft, vanuit een soort wensdenken, de lat zo laag mogelijk gelegd om iedereen een kans te geven”. Hierdoor zijn ook verschillende partijen zonder feitelijke ervaring in de hennepteeltervaring (‘maar wel met tomatenkweek’) in de selectieprocedure opgenomen. In de visie van geïnterviewde telers betekende dit dat ook ‘zwakke broeders’ aan de selectie meededen die niet aan de producteisen van kwaliteit zouden kunnen beantwoorden.’
Rapport: Hoe verliep de voorbereiding van het wietexperiment?
Andere conclusies die op een rij zijn gezet in een samenvatting van 15 pagina's: ‘De duur van de periode van twee jaar tussen het indienen van het wetsvoorstel met betrekking tot het experiment en de inwerkingtreding van de wet komt redelijk overeen met de gemiddelde doorlooptijd van reguliere wetgevingsprocessen. De onderzoekers zien dit vanuit de optiek van experiment-wetgeving echter als een relatief lange periode. Het beoogde voordeel van een relatief snelle actualisering van de maatschappelijke situatie, in casu de opzet van een gesloten coffeeshopketen, door de invoering van experimentele wet- en regelgeving, is volgens hen verloren gegaan door politieke discussies over de invulling van de regulering van de ‘achterdeur’ en door complexiteit in de invulling van lagere regelgeving voor het experiment.
Rollen, verantwoordelijkheden en samenwerking partijen
De afstemming over de formele rollen en verantwoordelijkheden van publieke en private partijen heeft in de voorbereiding veel tijd gekost, maar is volgens de onderzoekers globaal beschouwd redelijk goed gegaan. Voor de verschillende betrokken stakeholders zijn de afspraken over inzet en afstemming gedurende het proces helder geworden. Wel is de afstemming van de rol en taken van organisaties in toezicht en handhaving en hun samenwerking volgens de onderzoekers op enkele onderdelen op dit moment nog niet helder.
Werving en selectie experimentgemeenten
De onderzoekers geven aan dat de werving en selectie van experimentgemeenten goed zijn gegaan via het gehanteerde selectie- en nominatieproces. De geselecteerde gemeenten hebben een uitgesproken belangstelling voor deelname aan het experiment vanwege het belang van de regulering van de cannabisketen. De positie van teeltgemeenten is volgens de onderzoekers echter ondergewaardeerd door de bij het experiment betrokken ministeries. De ondervonden knelpunten rondom ‘teeltlocatie en ruimtelijke ordening’ in deze gemeenten hebben weinig aandacht gekregen van de verantwoordelijke departementen.
Werving en selectie van cannabistelers
Het implementatieproces in de voorbereidingsfase is volgens de onderzoekers voor een belangrijk deel minder goed verlopen vanwege de vertragingen rondom de selectie en aanwijzing van telers voor de gereguleerde productie van cannabis. Daarbij zijn onder andere vraagstukken naar voren gekomen rondom teeltlocaties, bedrijfsstructuur, financiering, Bibob-procedures en bankrekeningen, die tot meerdere verschuivingen in de planning van het experiment hebben geleid. Het uitgangspunt van het kabinet dat pas met het experiment kon worden gestart op het moment waarop ‘de kwantiteit, kwaliteit en diversiteit van de geproduceerde hennep en hasjiesj voldoende is om de deelnemende coffeeshops volledig en bestendig te kunnen bevoorraden’ is zich vervolgens tijdens het proces steeds meer gaan wreken. Dit is volgens de onderzoekers een sterk belemmerende factor geweest in de voortgang van het experiment, aangezien het aantal daartoe benodigde producerende telers achterbleef.
Communicatie en afstemming rondom het experiment
De brede en informatieve opzet van de communicatielijnen over het experiment door de beide ministeries is in het gebruik van formele informatiekanalen goed gegaan, aldus de onderzoekers. De uitgebreide overlegstructuur voor de netwerkvorming met stakeholders heeft eerste instantie een positieve werking gehad, maar wordt inmiddels, mede onder invloed van de continue verschuivingen in de planning van het experiment, door stakeholders als ‘overgeorganiseerd’ en minder efficiënt beschouwd.’