Geen straf, maar wel ridder te voet?

Frank.Brandse
25 Dec 2020

Ooit was coffeeshop Checkpoint in Terneuzen een trekpleister van jewelste. Checkpoint trok tijdens de hoogtijdagen 3.000 tot 3.500 bezoekers en verkocht ongeveer 11 kilogram hasj en wiet per dag. De gemeente zag Checkpoint als een soort Ikea. Checkpoint beschikte over een prachtig op een A-locatie gelegen gebouw met volop parkeergelegenheid er omheen. De duizenden toeristen die Terneuzen binnenreden konden de weg naar de coffeeshop eenvoudig vinden doordat de gemeente Terneuzen routeborden naar de coffeeshop plaatste.


Uitspraak Checkpoint is een waarschuwing voor coffeeshopexploitanten

Zo werd voorkomen dat drugstoeristen verdwaalden in woonwijken en hun auto’s fout parkeerden. De borden verwezen naar het betaald parkeren aan de Binnenvaartweg. Een mooie bron van parkeerinkomsten voor de gemeente Terneuzen. De eigenaar van Checkpoint had regelmatig overleg met de burgemeester en zijn ambtenaar. Checkpoint werd gebruikt voor rondleidingen van (internationale) bestuurders en politieambtenaren. Checkpoint was met bijna 100 man in loondienst een van de grootste werkgevers van Terneuzen. Gemeente, politie, justitie en de Belastingdienst waren tevreden met de gang van zaken. Daarin kwam verandering met de komst van crimefighter mr. J. Valente als officier van justitie.

 

Schokgolf

In 2007 werd voor het eerst strafrechtelijk opgetreden tegen Checkpoint. Tot veler verrassing werd de handelsvoorraad hasj en wiet inbeslaggenomen en werd de eigenaar opgesloten in een politiecel. De deuren van Checkpoint bleven ondertussen voor het publiek geopend. De rechter-commissaris stuurde de eigenaar na enkele dagen naar huis, omdat hij hasj en wiet moest inkopen voor de coffeeshop. Met die beslissing leek de storm voorbij. Op 20 mei 2008 bleek dat er sprake was geweest van stilte voor de echte storm. Op vele plaatsen werden doorzoekingen verricht en daarbij werden opnieuw tientallen kilo’s hasjiesj en wiet door de politie meegenomen. De eigenaar werd opnieuw ingesloten en dit keer duurde zijn hechtenis zo’n zeven weken. Op zijn complete vermogen legde justitie beslagen met het oog op een ontnemingsvordering. De strafzaak tegen Checkpoint veroorzaakte een schokgolf in de coffeeshopbranche. Het was nog niet eerder voorgekomen dat justitie gericht een langdurig onderzoek naar de bekende achterdeur had ingesteld.

Vonnis

Op 25 maart 2010 kwam het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Middelburg. De rechtbank oordeelde dat Checkpoint structureel had gehandeld in strijd met de gedoogvoorwaarden. Ten eerste omdat de maximale voorraad van 500 gram cannabis was overtreden. Ten tweede omdat Checkpoint zich door de verkoop van hasj en wiet aan buitenlanders schuldig zou hebben gemaakt aan verboden export. Vanwege de faciliterend rol van met name de gemeente werden aanzienlijk lagere straffen dan doorgaans gebruikelijk opgelegd. Op dezelfde datum oordeelde de rechtbank ook in de ontnemingszaak tegen Checkpoint. Het wederrechtelijk verkregen voordeel kon door de keurige boekhouding van Checkpoint gemakkelijk worden vastgesteld. De rechtbank hield bij de vaststelling van het te betalen bedrag rekening met fiscale consequenties. In plaats van de gevorderde 28 miljoen euro moest de eigenaar 9,7 miljoen euro aan de Staat der Nederlanden betalen.

 

Hoger Beroep

Zowel justitie als de eigenaar gingen in hoger beroep. Het gerechtshof Den Haag kwam op 2 december 2012 met een uitspraak in de strafzaak die bij velen de ogen deed openen. Het gerechtshof stelde vast dat de bevoorrading van Checkpoint feitelijk lange tijd door de gemeente en het openbaar ministerie was gedoogd. Door dit structureel gedogen mocht Checkpoint erop vertrouwen dat de officier van justitie de belangen van de coffeeshop en zijn medewerkers op een redelijke wijze zou meewegen. Het openbaar ministerie was samen met de gemeente verantwoordelijk voor de handhaving van het (lokale) softdrugsbeleid, maar er bleek geen afweging te zijn gemaakt tussen bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden tegen Checkpoint. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie zijn recht tot strafvervolging had verspeeld. De veroordeling kwam hierdoor te vervallen.

Achterdeur: ‘paradoxaal’

Het feest als gevolg van deze uitspraak duurde niet lang. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Haagse hof na klachten van het openbaar ministerie en verwees de strafzaak naar het gerechtshof Amsterdam. Dat Hof oordeelde op 16 juli 2014 opnieuw dat het openbaar ministerie Checkpoint voor de handelingen vanuit de coffeeshop niet had mogen vervolgen. De achterdeur mocht wel strafrechtelijk worden aangepakt, maar dat leidde niet tot strafoplegging. Opnieuw stapte justitie naar de Hoge Raad en weer schoot deze justitie te hulp. Voor de tweede keer ging de strafzaak over de kop. Dit keer werd de zaak ter behandeling verwezen naar het gerechtshof Den Bosch. Dat hof deed wat de Hoge Raad verlangde. Het openbaar ministerie werd ontvankelijk verklaard. De overtredingen van de Opiumwet werden voor betreft het aanwezig hebben van handelsvoorraden bewezen verklaard, maar daarvoor werd geen straf opgelegd. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch concludeerde dat Checkpoint was ingericht en georganiseerd op naleving van de gedoogvoorwaarden, maar dat naar de letter van de wet bezien structureel te veel voorraad aanwezig was. Daarvoor toonde het hof met de navolgende woorden begrip. “De exploitatie van de coffeeshop (‘de voordeur’) kon slechts mogelijk zijn door een regelmatige aanvoer van aanzienlijke hoeveelheden softdrugs (‘de achterdeur’). Van die omstandigheid was eenieder die met de coffeeshop gemoeid was op de hoogte, óók het Openbaar Ministerie. Hier doet zich de merkwaardige en niet anders als paradoxaal aan te duiden situatie voor dat de exploitatie van een coffeeshop die zich aan de gedoogvoorwaarden houdt, gedoogd wordt waar het de zogenoemde ‘voordeur’(verkoop) betreft, maar dat de bevoorrading, het aanhouden van een voor een behoorlijke bedrijfsvoering evident noodzakelijke voorraad en de aankoop van verdovende middelen(‘de achterdeur’) onverminderd verboden zijn en strafbare feiten opleveren.”

Het interieur van Checkpoint | Foto: Dimitri Breeuwer

Gedoogcriteria

Hiermee bereikte de strafzaak een eindpunt en kwam het hoger beroep in de ontnemingszaak weer in beeld. In die ontnemingszaak deed het gerechtshof Den Haag Datum uitspraak op 16 september 2020. Het hof verwees naar het Black Widow–arrest van de Hoge Raad uit 2003. Doordat Checkpoint steeds de beschikking had gehad over een grotere voorraad dan 500 gram is in de ogen van het hof niet voldaan aan de gedoogcriteria. “In een zodanig geval moet in beginsel al het uit die handel in softdrugs verkregen voordeel geacht worden wederrechtelijk verkregen te zijn in vorenbedoelde zin.” Ook voor het Haagse hof viel niet te ontkennen dat onverkorte toepassing van deze ‘Black-Widow maatstaf’ tot een onbillijke uitkomst zou leiden. Daarom paste het Hof “een korting” toe van 50% op de becijferde winst. Checkpoint moet 11 miljoen aan de Staat der Nederlanden betalen.

Geen vrijbrief

Opnieuw volgt een gang naar de Hoge Raad. Justitie vindt de korting van 50% onverteerbaar, terwijl Checkpoint niet begrijpt dat het hof onvoldoende begrip toont voor de achterdeurproblematiek. De achterdeur maakt geen onderdeel uit van de gedoogcriteria. Een criterium dat niet bestaat kun je niet overtreden. Er zijn mensen die denken dat Checkpoint de helft van het verdiende geld mag behouden. Deze vergeten de Belastingdienst. De helft van de verdiende winst is al in de Staatskas gevloeid door belastingheffing. Per saldo blijft er dus niets over voor de eigenaar van Checkpoint. De uitspraak van het hof in de ontneming is een waarschuwing aan het adres van alle coffeeshopexploitanten. Afspraken met de Belastingdienst over het bijhouden van handelsvoorraden buiten de coffeeshop zijn geen vrijbrief. Een voorraadadministratie kan bij ontdekking van de handelsvoorraad de basis vormen voor een voordeelsontneming. Als de strafrechter geen straf oplegt voor het hebben van een handelsvoorraad, maar via een ontneming de coffeeshopexploitant ridder te voet maakt, is het de vraag of recht is gedaan. Ik meen van niet.  

 

F
Frank.Brandse