Politieman Cor van D. runde een coffeeshop

Exitable
01 May 2014

Cor van D. werkte 14 jaar voor de Amsterdamse politie, tot hij gepakt werd voor de handel in hasj. Daarna runde hij een coffeeshop en verbouwde hij wiet in zijn kelder. Soft Secrets sprak hem. ‘Ik zag er geen kwaad in. Het spul werd toch gedoogd?'


Cor van D. werkte 14 jaar voor de Amsterdamse politie, tot hij gepakt werd voor de handel in hasj. Daarna runde hij een coffeeshop en verbouwde hij wiet in zijn kelder. Soft Secrets sprak hem. ‘Ik zag er geen kwaad in. Het spul werd toch gedoogd?'

Cor van D. werkte 14 jaar voor de Amsterdamse politie, tot hij gepakt werd voor de handel in hasj. Daarna runde hij een coffeeshop en verbouwde hij wiet in zijn kelder. Soft Secrets sprak hem. ‘Ik zag er geen kwaad in. Het spul werd toch gedoogd?’ 

‘In de jaren zeventig waren softdrugs voor de politie niet interessant. Als politieman die net van de opleiding kwam, mocht ik aan de slag in het centrum van Amsterdam. Daar waren de coffeeshops al helemaal geïntegreerd in het dagelijkse leven. Er waren zelfs collega’s die blowden. Op het bureau waar ik werkte, stonk het bij de kledingkasten soms een uur in de wind. Ik heb zelf nooit wiet gerookt, omdat ik er niet tegen kan. In tegenstelling tot de overlast die de junks veroorzaakten, gaven de coffeeshops helemaal geen problemen. Ik zag er ook geen kwaad in. Liever iemand die een wietje rookt, dan dat hij laveloos of agressief is van de drank, wat mij betreft. De eerste coffeeshop die werd geopend in het district waar ik kwam te werken, gaf nooit problemen. Er was gewoon geen shit, er waren geen vechtpartijen. Ik kan me herinneren dat we wel een keer een inval deden bij een handelaar, waar we 500 kilo hasj in beslag namen. Omdat de zakken waren opengescheurd, lagen de plakken over de trappen van het hoofdbureau. Toch werd niemand er warm of koud van. We hadden onze handen vol aan andere problemen.’

Dweilen met de kraan open

‘Als lid van de zogenaamde burgerpot werkte ik in een speciaal undercoverteam dat straatroof moest aanpakken. Op de kop van het Waterlooplein spraken we helers aan, die radio’s verkochten die door junkies in het centrum uit auto’s waren gestolen. Mensen werden door de verslaafden bij bosjes beroofd, we waren er dag en nacht mee bezig. Je liep op de Zeedijk constant op Surinaamse junks in te slaan, maar het was een zinloos gevecht, waar ik al snel genoeg van kreeg. Dat de mensen door het heroïnegebruik zo aftakelden, vond ik verschrikkelijk om te zien. Maar ik vond ook dat mensen zelf moesten weten wat ze met hun eigen lichaam deden. We kregen in die tijd nauwelijks achtergrond over de verdovende middelen en de effecten ervan. Een verslavingsarts die ik kende, vertelde me dat de junks helemaal niet wilden afkicken. Het was dus dweilen met de kraan open. Het leek me toen al slimmer om het spul vrij te geven, zodat ze het gewoon bij de apotheek konden gaan halen. Sommige collega’s pakten de verslaafden hun wikkel met bruin af en gooiden de heroïne dan weg. Dan dacht ik alleen maar, dit leidt weer tot meer ellende. Nu moet hij weer een nieuwe autoradio gaan stelen, omdat hij toch zijn shot wil hebben. In de jaren tachtig volgde de opkomst van cocaïne, en werden er speciale politieteams opgericht om de handel erin aan te pakken. Ik verbaasde me hoeveel geld daaraan werd uitgegeven. De politietop wilde het per se allemaal op zijn Amerikaans gaan doen. De leden van die teams reden ook rond in dikke BMW’s. Maar ze vingen eigenlijk nooit wat.’

‘De politiecultuur ging me langzamerhand steeds meer tegenstaan. Veel agenten waren heel burgerlijk, terwijl ik juist van een feestje houd, van lol maken. Ook de racistische houding van veel collega’s ervoer ik als schokkend. In die jaren raakte ik gescheiden van mijn vrouw, en zag ik mijn kinderen een tijd niet. Als gevolg hiervan ging ik meer drinken, waardoor ik stap voor stap mijn grenzen begon te verleggen. Ik bezocht clubs met criminelen als portier, om de bloemetjes buiten te zetten. Terwijl ik geen dubbeltje in mijn zak had. Ik raakte ook bevriend met een coffeeshopeigenaar, wat achteraf gezien niet slim was. Maar ik was heel eigenwijs. Toen ik erop werd aangesproken door collega’s dacht ik, laat ze toch lekker de tering krijgen. Het spul wordt toch gedoogd? Ik zag ze bij die vriend voor mijn neus de plakken met hasj snijden, maar het kon me niets schelen. Achteraf gezien was dat het moment dat ik in mijn hoofd afscheid van de politie heb genomen.’

Uitlokken

‘Ze hebben me gepakt toen ik 100 kilo hasj had laten afleveren. De bestelling bleek afkomstig van het pseudokoopteam van de politie. Die hadden me op de korrel genomen, omdat ze vonden dat ik aan het afglijden was. De rechter heeft me later vrijgesproken, omdat hij vond dat ze zich schuldig hadden gemaakt aan uitlokking. Pas na heel veel aandringen ging ik met ze in zee. Alleen omdat het om softdrugs ging, en omdat ik er ook wel eens een centje aan wilde verdienen. Als politieman zijnde, was dit natuurlijk wel verkeerd om te doen. Ik heb de gevolgen ervan dan ook zonder zeuren aanvaard.’   

‘Nadat ik zes weken vast had gezeten in de Bijlmerbajes, werd ik ontslagen bij de politie. Daarna besloot ik met een oude schoolmaat een coffeeshop te openen in een oude broodjeszaak. Ik werkte er dag en nacht. Net als bij de politie, moet je als coffeeshopeigenaar goede mensen om je heen hebben. Want er zijn veel boefjes in die wereld, die er met je spullen vandoor willen, die je willen verneuken. Toch was er geen sprake van een angstcultuur. De beruchte achterdeurproblemen hadden wij niet. Wij gingen gewoon door de voordeur naar binnen met ons product. Al had je een kilo of drie bij je, er was niemand die ernaar omkeek. De overstap naar het verkopen van hasj was voor mij niet zo groot, omdat ik de verkoop en het growen van hasj en wiet toch al niet als crimineel zag. Als ze het in de coffeeshop verkopen, moeten ze toch ook voorraad hebben?’ 

‘Later heb ik nog wiethokken gehad, in de kelder van een winkel die ik was begonnen. Daar ben ik toen wel mee gepakt, de politie viel met twintig man de zaak binnen. Waanzin vind ik het, hoe men hier tegenwoordig mee omgaat. Dan zie je op tv, dat ze met helicopters en snuffelaars kwekerijen proberen op te sporen. Wat dat allemaal niet kost aan mankracht, aan inzet en aan geld. Terwijl ik zelf medewerkers van energiemaatschappijen meemaakte, die plat waren. Ik snap die smerissen ook niet, die eraan meewerken. Ik vind dat als je denkt, ik ben het er niet mee eens, dat je zou moeten kunnen zeggen dat je niet meehelpt aan het opruimen van die wiettuinen. Zelf had ik graag belasting betaald over mijn opbrengsten destijds, desnoods de helft. Ik had meteen een paar vrouwen die ik in dienst had uit de uitkering kunnen halen, we waren er allemaal wijzer van geworden. Maar zo wordt er in Nederland niet gedacht. Wij als Nederlanders willen het wel, maar onze regering niet. Die wil in Europa weer het braafste jongetje van de klas zijn.’ 

E
Exitable