Laagwaardige toeristen
In Amsterdam gaan stemmen op om maatregelen te nemen die de komst van hoogwaardige bezoekers stimuleren en de toestroom van laagwaardige toeristen tegengaan. De gedachte is dat hoogwaardige bezoekers meer geld uitgeven en dat ook nog eens doen op plaatsen met culturele waarde, zoals musea of het concertgebouw. Laagwaardige toeristen zouden daarentegen economisch minder interessant zijn en bovendien overlast veroorzaken. Coffeeshops worden gezien als laagwaardige horeca en (buitenlandse) bezoekers van coffeeshops vallen daardoor onder de noemer laagwaardige toeristen.
Het is geen nieuwe gedachte. In een strategienota van de gemeente Amsterdam van november 2008 kom ik de term laagwaardige branches tegen. Behalve coffeeshops, vallen daar ook raambordelen, sekswinkels, geldkantoortjes, minisupermarkten, smartshops, headshops, belwinkels, gokautomatenhallen, fastfoodtenten en massagesalons onder. De strategie, die later bekend wordt onder de noemer Project 2012, heeft als doel om in het Wallengebied de balans te herstellen tussen hoogwaardige en laagwaardige branches.
Suggestie
In de jaren die volgen verschijnen in Het Parool verschillende artikelen over project 2012, waarbij een link wordt gelegd naar witwassen en de suggestie wordt gewekt dat er veel ‘duister geld’ omgaat in laagwaardige branches. Deze branches zouden de financiële slagkracht van de onderwereld bestendigen, het straatbeeld verloederen en een laagwaardig toerisme genereren. Harde feiten over de relatie tussen de genoemde branches en de ferme insinuaties ontbreken. Het klinkt ergens misschien logisch, en niemand stelt kritische vragen. Maar wacht eens even: Waarom is een museum per definitie een hoogwaardige attractie en een coffeeshop een laagwaardige attractie? Wie bepaalt dat? Ook is de indeling van toeristen in hoogwaardig en laagwaardig iets te simpel. Er zijn aardig wat toeristen die na een bezoek aan het Rijksmuseum naar een coffeeshop gaan om te relaxen. Zijn die hoogwaardig of laagwaardig? Of misschien wel tussenwaardig?
Schijnoplossing
Daarmee wil ik de overlast in Amsterdam niet bagatelliseren. Ik kan me voorstellen dat de (binnenstad)bewoners de groeiende toeristenstroom meer dan zat zijn. Het is een serieus probleem dat om een constructieve oplossing vraagt. “Je moet de redenen weghalen waarom zulke grote groepen naar Amsterdam komen. Dat zijn de dames achter de ramen, en vooral de wiet,” zegt VVD’er Daan Wijnants in Het Parool. Horecaondernemer Robbert Overmee startte een petitie waarin hij oproept tot een coffeeshopverbod voor buitenlanders. Dat zou in potentie 4 miljoen toeristen minder per jaar opleveren. Een schijnoplossing, die de aandacht afleidt van de werkelijke problematiek. Coffeeshopbezoekers veroorzaken over het algemeen geen overlast. Recent onderzoek van Breuer & Intraval (zie verderop in dit nummer) wees onlangs opnieuw uit dat de overlast rondom coffeeshops goed beheersbaar is.
Amsterdam was verlaten tijdens de corona-lockdown
Smartphonerevolutie
Oorzaken van de toeristengroei en overlast zijn universeel, lees ik in een twistgesprek-artikel tussen planoloog Zef Hemel en toerismecriticus Stephen Hodes in de NRC (13 februari 2020). Hodes wijst op de wereldwijde groei van de middenklasse, die wil reizen voor status, daarbij geholpen door de goedkope vluchten en de digitalisering. Hemel noemt de smartphonerevolutie: Airbnb, bookingsites en selfie-hotspots als een belangrijke oorzaak. Het toerisme in Amsterdam groeit met of zonder coffeeshops. Dat levert geld op maar ook overlast. Het is te makkelijk om naar de coffeeshops te verwijzen als oorzaak voor die overlast. Een coffeeshopverbod voor buitenlanders verandert weinig aan de aanzwellende stroom toeristen. Het verandert hooguit de aard van de overlast. De cannabis vindt immers zijn weg wel naar de toerist, daar is geen coffeeshop voor nodig. Het is daarom aannemelijk dat de overlast groeit als buitenlanders niet in coffeeshops terecht kunnen.