Aanpak achterdeur coffeeshops riekt naar willekeur

10 Oct 2018
De afgelopen jaren hebben veel coffeeshops die met een voorraadplek zijn gepakt een gerechtelijk pardon gekregen. In bijna al die gevallen is de ontnemingvordering daarna in de prullenbak gegooid of in de ijskast gezet. Waarom begint justitie dan toch een ontnemingsprocedure tegen Checkpoint en The Grass Company? Vlak voor de zomer liet het Openbaar Ministerie in Breda weten een ontnemingsprocedure in gang te zetten tegen de Grass Company, die zowel in Tilburg als Den Bosch twee coffeeshops heeft. Justitie eist 20 miljoen van de coffeeshopketen. De procedure tegen Checkpoint zal in oktober 2018 voorkomen. Justitie heeft in die zaak een vordering van 28 miljoen op tafel gelegd.

Schuldig zonder straf

In beide zaken heeft het Gerechtshof in Den Bosch eerder geen straf opgelegd voor het aanhouden van de stash (voorraadplek). In 2015 beargumenteerde het hof The Grass Company geen straf op te leggen, omdat de coffeeshop gedoogd is en zijn bedrijfsvoering op orde had. De voorraad was volgens de rechters uitsluitend bedoeld voor de gedoogde coffeeshop. De omvang maakte het aanhouden van een voorraad noodzakelijk. In oktober 2017 herhaalde het hof deze argumentatie nogmaals in de strafzaak tegen Checkpoint. “Een coffeeshop is bijna per definitie een organisatie die tot doel heeft het plegen van strafbare feiten, namelijk de handel in softdrugs”, schrijft het hof. Ook in die zaak verklaarden de rechters de coffeeshop weliswaar schuldig voor het aanhouden van een te grote handelsvoorraad, maar legden zij geen straf op (Artikel 9a sr). Het bezit van zo’n handelsvoorraad is weliswaar verboden, maar is tevens onoverkomelijk voor het exploiteren van een coffeeshop, redeneren de rechters. Wat de verdachte verweten wordt, komt in feite neer op het op economisch verantwoorde wijze exploiteren van een coffeeshop, zegt een rechter in een vergelijkbare strafzaak letterlijk.

Waslijst

Het gedoogbeleid in Nederland loopt mank. De verkoop van wiet in de shop wordt onder voorwaarden door de vingers gezien, maar het bevoorraden is verboden. Zolang de wet blijft bepalen dat de bevoorrading via de achterdeur (middels een stash) strafbaar blijft, moet de rechter de coffeeshop die een voorraad aanhoudt wel schuldig verklaren. Ook al kun je zonder voorraad geen coffeeshop runnen. Er is inmiddels waslijst van zaken waarbij rechters een gerechtelijk pardon uitspraken voor het aanhouden van een stash (zie de bijlage in vierde druk van het boek De Wietindustrie). In sommige gevallen is het Openbaar Ministerie zelfs niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat het OM niet duidelijk heeft kunnen maken waarom zij überhaupt een onderzoek naar de achterdeur van een coffeeshop is gestart. De vervolging is dan onverenigbaar met beginselen van goede procesorde, waaronder rechtszekerheid, evenredigheid, zorgvuldigheid en het verbod van willekeur. Wanneer een coffeeshop zich aan de gedoogvoorwaarden houdt, mag deze ervan uitgaan dat er geen vervolging plaatsvindt voor de verkoop van softdrugs, zo redeneren de rechters.

Kromme situatie

Volgens de rechters moet de wetgever iets aan deze kromme situatie doen. Zij menen dat de overheid een beslissing moet nemen over de aanvoer van de coffeeshop en het aanhouden van een handelsvoorraad. Door weg te kijken heeft de achterdeurproblematiek steeds extremere vormen aangenomen. Om geloofwaardig te blijven moet justitie wel ingrijpen. Het aanhouden van een voorraad is immers bij wet verboden. Het gedoogbeleid is in dit opzicht niet meer houdbaar. Rechters verklaren het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk of leggen geen straf op aan coffeeshopexploitanten die met een te grote voorraad worden gepakt. Daarmee geven de rechters aan dat zij het probleem niet gaan oplossen. Ze spelen de bal als het ware terug en zeggen tegen de politiek: los de vraag of coffeeshops een handelsvoorraad mogen hebben zelf maar op.

Stigma

De onderzoeken naar de achterdeur leiden al jarenlang tot een hoop speculaties en onrust in de coffeeshopwereld. Inbeslagname van een voorraad is nooit prettig. Ook als je uiteindelijk een gerechtelijk pardon krijgt, betekent dit niet dat je de voorraad terugkrijgt. Die ben je in principe gewoon kwijt. Als het om een grote stash gaat kan dat een flinke aderlating zijn. Hoewel sommigen het gewoon onder het motto ‘niet geschoten is altijd mis’ als verliespost in de boeken opnemen. Daarnaast word je in feite ook al gestraft doordat je jarenlang in rechtszaken verwikkeld bent. Dat gaat de meeste ondernemers niet in de koude kleren zitten. Verschillende ondernemers liggen inmiddels al tien jaar met justitie in de clinch over een gevonden voorraad. In sommige gevallen is er beslag gelegd op bezittingen, waardoor ondernemen vrijwel onmogelijk is geworden. Ook zijn investeerders huiverig om met iemand in zee te gaan die in een strafzaak verwikkeld is. Je draagt toch een bepaalt stigma met je mee. Ook al legt de rechter uiteindelijk geen straf op, je leven wordt erdoor getekend.

Willekeur

Het zou mij niet verbazen als dit soort overwegingen meespelen bij de beslissing om een ontnemingsprocedure op te starten. In eerste instantie zal het een financiële kwestie zijn. De jarenlange procedures kosten de samenleving natuurlijk handen vol geld. Dat moet op een of andere manier worden terugverdiend. Maar ook als het een vrijwel kansloze zaak is, kan een ondernemer zo toch nog worden ‘gestraft’. Het moet zeer teleurstellend zijn om een rechter een gerechtelijk pardon te horen uitspreken wanneer je jarenlang bezig bent geweest met het vervolgen van coffeeshop. Het feit dat justitie bij Checkpoint en The Grass Company wel een ontnemingsprocedure opstart en daar bij veel andere vergelijkbare zaken vanaf ziet, is opmerkelijk. Het betekent niet per se dat justitie de kans op succes bij deze zaken hoger inschat. Het zou zomaar kunnen zijn dat zij gewoon de pech hebben dat de openbare aanklagers die zich met hun zaak bezighouden het niet kunnen verkroppen dat zij geen straf krijgen. In dat geval is er sprake van willekeur.

Schimmigheid

Waarom justitie een onderzoek start naar de achterdeur van bepaalde coffeeshops is evenmin duidelijk. Ook hierbij lijkt sprake van willekeur. De rechtszaken geven hierover geen uitsluitsel. De motivatie voor de start van de onderzoeken blijft vaak in schimmigheid gehuld. Een anonieme tip vormt volgens de lezing van de openbaar aanklagers in veel gevallen de aanleiding voor zo’n onderzoek. Uit getuigenverklaringen blijkt dat opsporingsambtenaren en officieren van justitie op dit punt soms aan collectief geheugenverlies lijden. Dit vaak tot grote ergernis van rechters. Het rijtje rechtszaken tegen de achterdeur van coffeeshops in ogenschouw nemend is het aannemelijk dat de grootte van de betreffende coffeeshops telkens een rol heeft gespeeld. In vrijwel alle gevallen gaat het om coffeeshops die zichtbaar grote omzetten draaien en een transparante financiële administratie voeren. Soms wordt dit ook letterlijk gesteld in de aanklacht. Zo was de zeer winstgevende coffeeshopexploitatie en het daaruit voortvloeiende witwassen van grote geldbedragen aanleiding voor een onderzoek naar de achterdeur van drie goedlopende coffeeshops in Lisse en Leiden.

Vertrouwensbeginsel

Het aanhouden van een voorraad is onvermijdelijk wanneer je een goedlopende coffeeshop exploiteert. Elke coffeeshop moet de wet overtreden om zich aan de gedoogvoorwaarden te kunnen houden. In principe zou geen enkele coffeeshop daarom een exploitatievergunning moeten krijgen. Door slechts enkele coffeeshops te vervolgen tast justitie het vertrouwensbeginsel aan. Nicole Maalsté