Een bijna zeldzame vrijspraak

13 Nov 2017
Sinds 19 februari 2013 heeft de Hoge Raad niets meer op met onrechtmatig verkregen bewijs. Strafrechters krijgen sindsdien ingepeperd dat zij geen politieagentje over de politie moeten proberen te spelen. Het Openbaar Ministerie geeft leiding aan de opsporing en kan zijn eigen boontjes doppen. Als de opsporing in de rechtszaal desondanks niet blijkt te deugen, moet de rechter een strak beslisschema hanteren. Is in de opsporing een norm onherstelbaar geschonden of kan die worden hersteld? Strekt de norm wel tot bescherming van de verdachte? Zijn diens belangen wel in ernstige mate geschaad? Een lang verhaal kort makend. In de regel wordt van de rechter verlangd dat hij slechts vaststelt dat de politie de wet aan de laars lapte. Na het uitspreken van de woorden “foei politieambtenaar toch” gaat de zaak verder en krijgt de verdachte bij veroordeling een passende straf. Om de schone schijn hoog te houden volgt soms een symbolische strafkorting. “Ik zou u zonder onherstelbaar vormverzuim hebben veroordeeld tot 120 uur werkstraf, maar nu krijgt u 100 uur”. Daar leert de politie uiteraard helemaal niets van. Integendeel. De boodschap die de rechter daarmee afgeeft, is dat de politie er best een potje van mag maken. Daardoor ontspringt geen verdachte de dans. Met deze kennis van zaken bestudeerde ik de zoveelste hennepzaak. Tenenkrommend keek ik naar de aanleiding van de ontmanteling. Een gemeenteambtenaar stuurde een informeel mailtje naar een hem bekende politieman. Zou je even een meting willen doen op adres X. Dat huis staat te koop en wordt verbouwd. De eigenaar is er vaak, maar dan horen de buren geen activiteit. De eigenaar is ooit met hennep in aanraking geweest. Niks over het ruiken van hennep, het horen van ventilatoren of het zien van vreemde licht schijnsels. Maar oom agent toonde zich flexibel. Hij belde zijn vrienden van de stroommaatschappij en die voerden uiteraard zonder vragen een netmeting uit. Bingo. Een opvallend in- en uitschakelmoment kwam naar voren. Dat de netmeting in dit geval betrekking had op 15 panden mocht de pret niet drukken. Gewapend met een machtiging tot binnentreden ging de agent op pad. Hij liet mijn cliënt zijn machtiging tot binnentreden zien. Die opende toen de deur voor hem. In de kelder van de woning zei hij tegen mijn cliënt dat hij de hennepkwekerij moest laten zien. Anders zou de agent gaan zoeken en dat zou zeker schade aan de muren gaan veroorzaken. Mijn cliënt gaf toe en verwijderde een wandplaat. Een hennepkwekerij kwam tevoorschijn. Iedereen blij. Weer een pand dat voor 3 maanden op slot kon worden gegooid door een burgemeester. Mooie kop in het plaatselijk sufferdje en weer een boef gepakt. Een dagvaarding volgde. In het proces-verbaal stond dat de machtiging tot binnentreden niet was gebruikt. Mijn cliënt had overal vrijwillig toestemming voor gegeven. Nou ja. Toon als advocaat maar eens aan dat dit gelogen is. Ik ondernam een poging. Ik vroeg de officier van justitie de politieman in kwestie als getuige ter terechtzitting te laten verschijnen. Tot mijn verrassing stemde hij daarmee in. De politierechter stelde mij in de gelegenheid vragen te stellen aan de agent. Wat denk je? In een mum van tijd zei de agent al dat hij de machtiging aan mijn cliënt had getoond. Ook gaf hij toe dat hij had gedreigd met het vernielen van de muren als mijn cliënt niet vrijwillig medewerking zou verlenen. Niks te vrijwillig dus. Deze verklaring wierp een ander licht op het proces-verbaal. Ik hield de rechter en de officier van justitie de brief voor die de Nationale Ombudsman dit jaar aan de chef van de nationale politie stuurde. De politiechef had de Nationale Ombudsman verzekerd dat de politie beslist geen woningen zou betreden als daar geen zeer zorgvuldig onderzoek aan vooraf zou zijn gegaan. En natuurlijk zou de politie steeds binnen de grenzen van de wet handelen. Tuurlijk. Maar doe dan wat je zegt hield ik mijn gehoor voor. De officier van justitie nam het woord. De politieman was daar nog bij aanwezig. Hij deed wat iedere officier van justitie behoort te doen, maar helaas zelden doet. Opsporen zonder redelijk vermoeden van schuld kan niet zei hij. Daarmee misken je de wet. De mail van de ambtenaar in combinatie met een netmeting op 15 panden levert geen redelijk vermoeden van schuld op. Daar wil ik geen strafzaak op bouwen. Ik geloofde mijn oren bijna niet. Zei hij dat echt? Ik wees de politierechter er fijntjes op dat de Hoge Raad vindt dat niet de rechter maar de officier moet waken over de politie. De enig juiste beslissing is dan dat u de officier van justitie in staat stelt zijn duidelijke boodschap op de politie over te dragen door vrij te spreken. Daar leren ze dan hopelijk van. De politierechter richtte zich tot mijn cliënt: “Mijnheer, u bent betrapt met het kweken van hennep. Dat mag niet. U heeft bekend hennep te hebben geteeld en stroom te hebben gestolen. Toch ga ik u niet straffen. De politie heeft de wet niet nageleefd. Ik volg de standpunten van de officier van justitie en uw raadsman. Ik spreek u vrij”. Binnen bepaalde kringen zijn dit soort (helaas zeldzame) uitspraken een schande voor de rechtspraak. Weet je wanneer ze daar compleet anders over denken? Als ze ooit zelf als verdachte worden aangemerkt. Naar mijn mening verdient de officier van justitie in deze zaak een lintje. Alleen op die manier kun je er bij politie inpeperen dat wetten voor ons allemaal gelden en dat niemand boven de wet staat. Ook politie en justitie niet. Advocaat André Beckers andre@beckersbergmans.nl www.beckersbergmans.nl “bij dringende zaken” 24/7 bereikbaar op gsm / whatsapp: 0653174897