Bijzonder redelijke transactie Openbaar Ministerie

17 Jul 2017
In februari 2015 ontstond een gaslek op de benedenverdieping van een woning. De eigenaar van deze woning realiseerde zich dat er mogelijk gas naar de bovengelegen woning was gestroomd. Hij belde boven aan bij zijn huurder. Deze bleek niet thuis te zijn. Samen met de loodgieter verschafte de eigenaar zich om veiligheidsredenen de toegang. Tot zijn verrassing zag hij een tweetal tenten staan. In deze tenten zag hij een hennepkwekerij. Hij belde de politie. Er werden in de eerste tent 49 en in de tweede tent 43 hennepplanten aangetroffen. In allebei de tenten hingen 4 assimilatielampen. Onderzoek wees uit dat de stroom werd gestolen. Er werd een droogrek aangetroffen waarop resten van gedroogde bloemtoppen werden gevonden. In een potje slaolie trof de politie een paar knipscharen aan. Ook trof de politie vuilniszakken gevuld met teeltaarde en wortelresten en een gebruikt vervuild koolstoffilter aan. Als klap op de vuurpijl vond de politie een kalender met handgeschreven aantekeningen. Aantekeningen zoals “1e week”, “overpotten” en “1e week bloei” leken betrekking te hebben op de teelt van hennep. De aantekeningen waren voor het eerst geplaatst in week 52 van 2013. Zou hier al sinds die periode worden geteeld? Dat zou zo maar kunnen. Mijn cliënt kreeg van de politie een uitnodiging voor een verhoor. Hij vroeg voorafgaand aan zijn verhoor advies. Ik legde hem uit dat hij het recht had om te zwijgen op alle vragen die hem zouden worden gesteld. Zwijgen wordt steeds lastiger als je een vriendelijk gesprek aangaat met de politie. Als je over je persoonlijke - en sociale omstandigheden vertelt, krijg je persoonlijk contact met de politieambtenaar die je vragen stelt. Dan voelt het zwijgen op vragen die ertoe doen onbeschoft aan. Na het horen van deze uitleg besloot mijn cliënt geen verklaring af te leggen. Het duurde tot juni 2017 voordat hij iets hoorde van justitie. Dat is onredelijk lang. Hij ontving een vriendelijke uitnodiging voor een gesprek met een officier van justitie. Deze schreef hem dat de mogelijkheid bestond tot het aanbieden van een taakstraf of een geldboete. Ook werd erop gewezen dat hij mogelijk veroorzaakte schade zou moeten vergoeden en een geldsom zou moeten betalen. Wij gingen samen naar het gerechtsgebouw. De officier van justitie liet ons binnen. Hij vroeg of mijn cliënt bereid was de strafzaak tegen hem te schikken. Als dat niet het geval zou zijn, had een bespreking geen zin en zou een terechtzitting bij de politierechter noodzakelijk zijn. Ik maakte duidelijk dat mijn cliënt al zo lang in onzekerheid zat dat hij erg graag van deze zaak af wilde. De officier van justitie was vriendelijk en begripvol. Hij wilde van mijn cliënt weten waarom hij destijds had geteeld en hoe het nu met hem ging. Het werd een prettig gesprek. Hij toonde oprechte interesse in de persoonlijke omstandigheden van mijn cliënt. De officier van justitie vroeg of ik had nagedacht over een mogelijke afdoening. Dat had ik. Ik stelde voor de strafzaak volledig af te doen met betaling van een bedrag van € 3.000. Dit bedrag zou in mijn ogen kunnen bestaan uit een geldboete en het afpakken van de genoten illegale winst. De officier van justitie ging mee in dit voorstel. Er werd ter plekke een strafbeschikking opgesteld die door mijn cliënt werd ondertekend. Met deze bijzonder redelijke transactie van het Openbaar Ministerie eindigde de strafzaak tegen mijn cliënt. In theorie is het Openbaar Ministerie één en ondeelbaar. In de dagelijkse praktijk is de ene officier van justitie echt de andere niet. Advocaat André Beckers andre@beckersbergmans.nl www.beckersbergmans.nl “bij dringende zaken” 24/7 bereikbaar op gsm / whatsapp: 0653174897