Niet geheel onaannemelijke verklaring

29 May 2017
In maart 2016 veroordeelde de politierechter een man voor het telen van hennep tot het verrichten van een taakstraf. In die straf kon hij zich vinden. Hij was het echter pertinent oneens met de aan hem opgelegde betalingsverplichting van ruim € 11.000. Volgens de politierechter had hij dat bedrag verdiend met het telen van wiet. In hoger beroep klaagde ik erover dat de politierechter de verklaring van mijn cliënt ten onrechte naast zich neer had gelegd. Ik betoogde dat een rechter niet blind mag varen op door de politie met het blote oog verrichte waarnemingen. Ze kijken naar verschijnselen zoals stofafzetting en kalkaanslag en verbinden aan wat ze zien en denken vergaande conclusies. Die conclusies kun je niet aan objectieve criteria toetsen. Je moet het doen met de kennis en ervaring van de verbalisant. Ik wees er op dat wetenschappelijk onderzoek ontbreekt over hoe en waardoor verkleuringen, stofafzetting en kalkafzetting ontstaan en binnen welk tijdsbestek deze ontstaan. Moeten we voor waar aannemen wat de politie zegt? Hoe zie je het verschil tussen een of twee voorgaande teelten? Alleen als de strafrechter tot de “overtuiging” komt dat een hennepteler centjes heeft verdiend met wietteelt kan hij dat geld van hem afpakken. Maar mag dat ook terwijl geen sprake is van “beyond reasonable doubt”. Ik zou zeggen bij twijfel niet inhalen, maar dat gaat in de praktijk vaak mis. Bij de behandeling in hoger beroep toverde justitie een verrassing voor mij uit de hoge hoed. Mijn cliënt had verklaard dat de door hem gebruikte bloempotten bij de ontmanteling van een vorige kwekerij door de politie waren achtergelaten. Dat was de reden dat die bloempotten er zo oud en vuil uitzagen verklaarde hij. De advocaat-generaal had bewijs dat mijn cliënt een leugenachtige verklaring aflegde. Zij vertelde dat ze zelf op onderzoek was uitgegaan. Navraag had haar geleerd dat de politie bij de vorige ontmanteling alles had meegenomen. “Dat is de gebruikelijke praktijk. De politie laat uiteraard nooit spullen achter in een ontmantelde hennepkwekerij. Alles gaat standaard mee.” Ze bewees haar stelling met een “ruimlijst”. Ik keek naar die lijst. Het gerechtshof vroeg mijn reactie. Ik dankte de advocaat-generaal voor de waarheidsvinding. Vreemde blikken in mijn richting. Wordt beweerd dat je cliënt liegt, ga jij je daarvoor bedanken? Op de ruimlijst was achter planten aangekruist 500, maar achter bloempotten stond niets ingevuld. “Daarmee ondersteunt de ruimlijst de verklaring van mijn cliënt. Ziet u overigens dat de politie volgens deze ruimlijst ook afzuigslangen en koolstoffilters heeft achtergelaten? Die spullen zijn ter plekke vernietigd. Toevallig was ik onlangs voor verhoorbijstand op locatie bij een hennepteler. Ik maakte foto’s van de ontmantelde kwekerij met mijn telefoon. Daarop is te zien dat de politie wel degelijk vaker spullen – zoals bloempotten – achterlaat.” Ik toonde het hof de foto’s. In mei 2017 wees het gerechtshof de ontnemingsvordering in hoger beroep af. Het hof oordeelde dat de verklaring van mijn cliënt “niet geheel onaannemelijk is”. Nu niet gebleken was dat hij voordeel had genoten, hoefde hij niets te betalen. Het beoordelen van verklaringen van een verdachte door rechters blijft mij bezighouden. Wanneer oordeelt de rechter dat hij de verklaring geloofwaardig acht? Doet hij dat alleen als de verklaring met objectief bewijs kan worden ondersteund? Wanneer is de verklaring van een verdachte aannemelijk voor de rechter? Gaat hij dan wat meer op zijn gevoel af? En wat betekent niet geheel onaannemelijk dan eigenlijk. Is dat zoiets als we geloven je niet, maar kunnen je niet op een leugen betrappen? Ik weet het niet. Het belangrijkste is dat een foute uitspraak in hoger beroep is hersteld. Advocaat André Beckers andre@beckersbergmans.nl www.beckersbergmans.nl “bij dringende zaken” 24/7 bereikbaar op gsm / whatsapp: 0653174897