Bibob-beleid voor coffeeshops blijkt noodzakelijk in een coffeeshop gemeente

17 May 2016

Coffeeshops worden gedoogd onder de voorwaarde dat de zogenoemde AHOJGI-criteria worden nageleefd.


Coffeeshops worden gedoogd onder de voorwaarde dat de zogenoemde AHOJGI-criteria worden nageleefd.

De achterdeurproblematiek

Coffeeshops worden gedoogd onder de voorwaarde dat de zogenoemde AHOJGI-criteria worden nageleefd.Deze criteria hebben betrekking op het handelen in de coffeeshop. Voor alle andere noodzakelijke handelingen, die nodig zijn om een coffeeshop te kunnen exploiteren, geldt geen gedoogbeleid. Zolang de achterdeur geen deel uitmaakt van het gedoogbeleid voor coffeeshops ben je als coffeeshophouder strafbaar en vervolgbaar als je buiten je coffeeshop cannabis, inkoopt, in voorraad houdt en/of vervoert.

De strafrechtelijke trend

De laatste jaren laten strafrechters zien dat zij weinig begrip op kunnen brengen voor officieren van justitie die coffeeshophouders vervolgen voor dit soort overtredingen. Doordat de Hoge Raad het in de regel niet toestaat als de rechter een officier van justitie zijn vervolgingsrecht ontzegt, zien we dat er veelvuldig gebruik wordt gemaakt van het schuldig verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel. De strafrechter zegt met zo’n oordeel niet dat de coffeeshophouder geen verwijt kan worden gemaakt, maar wel dat er klemmende redenen zijn om zijn gedrag niet te bestraffen.

Hoe kijkt de bestuursrechter tegen de achterdeur aan?

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State kiest van oudsher voor een zeer strikte uitleg van de wet. De Afdeling staat bepaald niet bekend als vooruitstrevend. Het aantal zaken waarin een burger in het gelijk wordt gesteld is klein. De Afdeling gaat anders dan de strafrechter niet op zoek naar de waarheid, maar toetst marginaal (terughoudend) de besluiten van wettelijke bevoegde bestuursorganen. Marginaal toetsen betekent dat de rechter zich uitsluitend uitlaat over de rechtmatigheid van een besluit. Rechtmatig is echter heel wat anders dan doelmatig of rechtvaardig. Op woensdag 4 mei 2016 deed de Afdeling uitspraak in een geschil tussen een coffeeshophouder en de burgemeester van Groningen (Uitspraak 201503291/1/A3).

Het Bureau Bibob

Het in Den Haag gevestigde landelijk Bureau Bibob houdt sinds een aantal jaren geen rekening meer met de paradoxale situatie aan de achterdeur van de coffeeshop. In het recente verleden nuanceerde het Bureau Bibob overtredingen van de Opiumwet als die een logisch gevolg waren van de exploitatie van een coffeeshop. In de adviezen klonk door dat zonder de niet gedoogde inkoop en bevoorrading de gedoogde exploitatie van de coffeeshop nu eenmaal onmogelijk is. Onder druk van het ministerie van Veiligheid & justitie nuanceert het Bureau dit soort feiten niet meer. De gedachte hierachter is dat dit een taak is van de burgemeester. Die beslist of hij het advies volgt of niet.

In de onderhavige rechtszaak concludeerde het Bureau Bibob:

De bedoelde feiten en omstandigheden zijn, voor zover die zien op het vermoedelijke handelen, in strijd met de Opiumwet gepleegd bij activiteiten die rechtstreeks overeenkomen dan wel samenhangen met de activiteiten waarvoor de exploitatievergunning destijds is gegeven. De feiten zijn deels in de coffeeshop gepleegd. 

De Groningse burgemeester

De burgemeester beklaagde zich bij de Afdeling over een uitspraak van de rechtbank. Hij was van mening dat de rechtbank hem ten onrechte meende te kunnen dwingen tot het aanbrengen van nuances met betrekking tot achterdeur gerelateerde strafbare feiten. Hij stelde: dat de rechtbank ten onrechte overwogen heeft dat in een situatie waarin het plegen van strafbare feiten uitdrukkelijk door een bestuursorgaan wordt gedoogd, het enkele feit dat zich binnen dat verband gepleegde en te plegen strafbare feiten voordoen niet de conclusie kan dragen dat gevaar bestaat dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet bibob). De hieruit volgende rechtsopvatting dat strafbare feiten die in het kader van de achterdeurproblematiek van een coffeeshop worden gepleegd en die gerelateerd zijn aan de bedrijfsvoering van de coffeeshop bij een bibob-beoordeling niet mogen meetellen, is onjuist. Strafbare feiten die niet onder de strikte gedoogvoorwaarden vallen en dus niet uitdrukkelijk worden gedoogd, ook wat betreft bevoorrading en stashes ten behoeve van de coffeeshop en dergelijke, kunnen, anders dan waarvan de rechtbank lijkt te zijn uitgegaan, wel grondslag worden gelegd aan het standpunt dat zich een gevaar voordoet. Daarbij wijst de burgemeester er ook nog op dat het Bureau desgevraagd bij memo van 11 mei 2015 heeft laten weten een onderscheid als door de rechtbank bedoeld niet te kunnen maken. 

Het oordeel van de Afdeling

De Afdeling formuleert in deze kwestie een strikt juridisch standpunt: 6.3. Bij de beoordeling of zich een gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet bibob voordoet, worden feiten en omstandigheden betrokken die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten waarbij op geld waardeerbare voordelen zijn verkregen. Bij de beoordeling of zich een gevaar als bedoeld in onderdeel b van dat artikellid voordoet, worden feiten en omstandigheden betrokken die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die zijn gepleegd bij activiteiten die overeenkomen of samenhangen met activiteiten waarvoor de beschikking wordt aangevraagd dan wel is gegeven.  Bij feiten die overeenkomen of samenhangen met de exploitatie van de coffeeshop dient het te gaan om feiten die vallen buiten de grenzen van hetgeen expliciet wordt gedoogd. Dit kunnen bijvoorbeeld feiten zijn die betrekking hebben op de achterdeurproblematiek, zoals de bevoorrading van de coffeeshop en het houden van stashes. Feiten die vallen binnen hetgeen wordt gedoogd mogen niet ten grondslag worden gelegd aan het standpunt dat zich een ernstig gevaar voordoet. 

Wat is het gevolg van deze uitspraak?

De Afdeling bevestigt dat je als coffeeshophouder volledig afhankelijk bent van je burgemeester. Kijkt jouw burgemeester alleen naar de vraag of zijn handelen rechtmatig is? Dan heb je een probleem en kun je op ieder gewenst moment onder vuur komen te liggen. Je kunt de achterdeurproblematiek namelijk alleen maar echt oplossen door je voordeur op slot te draaien. Bepaald niet praktisch. De burgemeester die het coffeeshopbeleid doelmatig en rechtvaardig vorm wil geven, kan je als coffeeshophouder tegemoet komen door Bibob beleid vast te stellen waarbij expliciet rekening wordt gehouden met de achterdeurproblematiek. Zo weet iedereen op voorhand waar hij of zij aan toe is. Hoe duidelijker dit beleid vorm wordt gegeven hoe minder geschillen er kunnen rijzen.

Wat kun je als coffeeshophouder doen?

Benader je burgemeester met voorbeelden uit andere gemeenten. In de gemeenten Den Haag en Breda is prima toepasbaar Bibob beleid voor coffeeshops geformuleerd. Of nog eenvoudiger doe je burgemeester een concreet voorstel de volgende beleidsbepaling vast te stellen: Indien het Bureau Bibob concludeert dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar, zal de verleende vergunning niet worden ingetrokken c.q. zal de aangevraagde vergunning niet worden geweigerd indien: 
  • deze conclusie is gebaseerd op strafbare feiten, die uitsluitend zijn gepleegd teneinde de exploitatie van de gedoogde coffeeshop mogelijk te maken. (Hierbij gaat het om het telen van cannabis en het inkopen, vervoeren en in voorraad houden ervan. Waarbij als voorwaarde geldt dat de cannabis volledig en juist in de bedrijfsadministratie van de coffeeshop is geadministreerd en deze bovendien in redelijke verhouding staat tot de omzet van de coffeeshop.)

André Beckers

Advocaat in Sittard