Groene guerilla in de polder

Soft Secrets
17 May 2012

In oorlogen is guerilla altijd een effectief wapen gebleken tegen een grotere, beter uitgeruste, maar logge tegenstander. Ook in de war on drugs heeft de guerillastrategie zijn nut bewezen. Het kweken op geheime plantages in de buitenlucht begon in de jaren zestig in Amerika, toen wiet nog niet indoor kon worden gekweekt. De laatste jaren is het heimelijk kweken van cannabis ook in Nederland sterk toegenomen. Aantallen zijn niet te geven, maar dat het legertje van inventieve en gemotiveerde guerillakwekers groeit is zeker.


In oorlogen is guerilla altijd een effectief wapen gebleken tegen een grotere, beter uitgeruste, maar logge tegenstander. Ook in de war on drugs heeft de guerillastrategie zijn nut bewezen. Het kweken op geheime plantages in de buitenlucht begon in de jaren zestig in Amerika, toen wiet nog niet indoor kon worden gekweekt. De laatste jaren is het heimelijk kweken van cannabis ook in Nederland sterk toegenomen. Aantallen zijn niet te geven, maar dat het legertje van inventieve en gemotiveerde guerillakwekers groeit is zeker.

Hoewel mooie buitenwiet ook geld opbrengt, is dat meestal niet de insteek. Het gaat om het spel, niet om de knikkers, daarin verschilt de guerillakweker radicaal van de broodkweker. Guerillakweken is een spannende real life game waarin skills de kans op prijzen verhogen, terwijl de pakkans te verwaarlozen is. Je moet wel over karakter beschikken om guerillakweker te worden. Guerillakweken is niet simpelweg een rustig plekje zoeken, een paar zaadjes in de grond prikken en in de herfst terugkeren voor de oogst. Bij guerillakweken zijn strategie en planning net zo belangrijk als bij de gewapende variant. Een guerillakweker is een sluwe vos die nooit zomaar iets doet. Hij 'leest' het terrein, neemt risico's en is bereid bij nacht en ontij keihard te werken – zonder enige garantie op succes.

In landen als Amerika of Australië, met hun overvloed aan woeste grond, is het vinden van discrete kweeklocaties in de open lucht vrij eenvoudig. In het dichtstbevolkte land van de wereld, waar elke vierkante meter in bestemmingsplannen is opgenomen, ligt dat een stuk lastiger. Ons land is voornamelijk vlak, en de schaarse vrije ruimte wordt intensief gebruikt voor recreatie. Wat ook niet meehelpt is dat vrijwel iedereen tegenwoordig weet hoe een wietplant er uitziet en ruikt. De Nederlandse cannabiskrijger staat daarom voor veel grotere uitdagingen dan zijn collega's elders.

Stap 1 is het vinden van een geschikte plek, liefst in je eigen omgeving. Niet alleen vanwege de bereikbaarheid, ook omdat je op 'eigen terrein' het beste de risico's kunt inschatten. De satellietfunctie van Google Maps is handig voor een eerste oriëntatie. De guerillakweker kijkt op een heel andere manier naar het landschap dan een burger. Zijn blik filtert de omgeving op terrein dat onaantrekkelijk of ontoegankelijk is voor recreatie, vage stukken niemandsland waar geen zinnig mens iets te zoeken heeft: braakliggende grond op industrieterreinen, met onkruid overwoekerde stukjes wildernis in de natuur en rond steden, tuinen van langdurig leegstaand onroerend goed, waterkanten, onverzorgde groenstroken langs (landelijke) fietspaden of – nu de auto's steeds schoner worden – zelfs tussen autowegen. In ieder geval is er genoeg CO2! Hoe dan ook, het zoeken van de perfecte guerillaspot kan een zeer tijdrovend karwei zijn. En dan is er nog de kweek op akkerland, met name maisvelden, de meest gemakzuchtige vorm van guerillakweken. Er zijn ook guerillakwekers die helemaal niet op zoek gaan naar afgelegen terreinen, en het principe van 'hiding in plain sight' toepassen; bij die methode kies je algemeen toegankelijke plekken waarvan niemand op het idee komt dat er wiet zou kunnen groeien. Op zulke spots worden de planten 'onzichtbaar' gemaakt door ze te laten blenden met de al aanwezige vegetatie.

Verkennen

De guerillakweker begint liefst al in de zomer voor de campagne van start gaat met verkennen. 's Zomers krijg je de beste indruk van mogelijke bezoekers; hondenuitlaters, wandelaars, boeren, boswachters, fietsers, motorcrossers, hengelaars, schatzoekers, plantsoenendiensten, cruisende homo's, vogelaars, en zwervers en daklozen, waarvan er steeds meer in de rafelranden rond grote steden bivakkeren; er zijn tientallen redenen waarom mensen stille plekjes opzoeken. Afval vertelt een hoop over de populariteit van een plek. Lege blikjes en sigarettenpakjes en vooral lege zakken potgrond voorspellen weinig goeds.  Vergeet ook dierlijke bezoekers niet. De meest algemene en gevreesde vijanden zijn slakken, konijnen en – in bosrijke gebieden – reeën. De aanwezigheid van konijnen herken je aan de keutels, slakken zie je meestal alleen 's nachts of als het regent. Een ingegraven jampotje met bier kan een indicatie van de plaatselijke slakkenpopulatie geven. Geen bedreiging voor je planten, maar des te meer voor de guerillakweker, zijn de vooral in bosrijke gebieden steeds algemenere teken. Wie zich daar waagt zal moeten zorgen voor beschermende kleding.

Ook wind, vooral in combinatie met nabijgelegen fiets- of wandelpaden, moet in de berekening worden meegenomen. Elk jaar weer verraden guerillaplantages hun aanwezigheid door hun geur.

's Zomers is ook goed te zien welke vegetatie er op een stek groeit. Wilde planten kunnen voor camouflage zorgen of bezoekers tegenhouden, maar ook geduchte concurrenten van je planten worden. Veel guerillakwekers beschouwen brandnetels als bondgenoten omdat ze net als wiet van stikstofrijke grond houden en bezoekers – helaas geen slakken - afschrikken. Nadelig is hun schrikbarende groeisnelheid en agressieve in alle richtingen in de grond doordringende wortels. Andere defensieve planten zijn bramenstruiken en berenklauwen, hoewel die na de bloei meestal eerder afsterven dan wiet rijp is.

Om je planten een kans te geven tegen de veel beter aangepaste inheemse vegetatie is onkruidbestrijding en bodemverbetering onvermijdelijk. De uitverkoren stek twee spades diep uitgraven geeft een goede indruk van de situatie ondergronds. Je kunt nu gelijk een bodemmonster nemen zodat je later eventuele extreme pH waardes kunt corrigeren. (Schoon) water in de buurt is heel handig, maar niet absoluut noodzakelijk. Als de planten de eerste paar weken goed zijn doorgekomen is watergebrek meestal geen probleem meer – op  veel plaatsen in Nederland staat het grondwater hoog en bovendien zijn langdurige hete en droge periodes zeldzaam in Nederland. Van vitaal belang is de factor licht, want: licht=gewicht. Ideaal zou het zijn om in de herfst te checken of er tegen oogsttijd nog steeds genoeg zonlicht op de stek valt. Een boom die in de zomer niet opviel kan bij een lagere zonnestand zomaar je dames in de schaduw zetten. 

Zenuwslopend

Stap 2 is het voorbereiden van de grond. Een extreem hoog grondwaterpeil, plekken waar de grond volledig is ingeklonken, regelmatig onder water staat of volzit met dikke wortels zijn misschien wel bruikbaar, maar vragen om veel voorbereidend werk. De Nederlandse bodem bestaat voor het grootste deel uit zandgrond, met een bijna net zo groot aandeel rivier- en zeeklei. Op de derde plaats komt veengrond, de rest bestaat uit löss- en duingrond. Natuurlijke grond is maar zelden in ruwe vorm geschikt. Soms vraagt de structuur of zuurgraad om maatregelen, zoals bij compacte kleibodems, zure veengrond of al te schrale bosgrond. Ook de voedingswaarde van de bodem is zelden voldoende voor een mooie oogst. Plantvoeding voor de binnenteelt is ongeschikt, omdat het ondoenlijk is om elke paar dagen met jerrycans naar je geheime stek te sluipen. Het beste is om al in de winter te mesten zodat fermentatieprocessen de tijd hebben om de voedingszouten in opneembare vorm om te zetten. In deze tijd wagen maar weinig mensen zich buiten, zeker als het ook nog eens regent. En dat is maar goed ook, want het onopgemerkt verplaatsen van volumineuze zakken mest, maerl of kokos behoort tot de meest zenuwslopende taken van de guerillakweker. Kokosbricks zijn handig te vervoeren en heel geschikt om de grondstructuur luchtiger te maken, maar er moet ter plekke wel water en een emmer o.i.d. zijn om ze te laten opzwellen. Als voeding zijn wormenmest en kippenmestkorrels populair vanwege hun ideale samenstelling voor cannabis.

Een vouwschop uit de dumpwinkel werkt niet echt lekker, maar is wel onopvallender mee te nemen dan een volwaardige tuinspade. Wie wel eens een goed verzorgde tuin heeft omgespit, kan zich voorstellen wat een hel dezelfde job op verwilderde grond moet zijn. Sommigen maken een heel akkertje bouwrijp, anderen graven liever verder uit elkaar liggende losse plantgaten, zodat de planten later onopvallender in het landschap opgaan.

Stap 3 is het kiezen van een soort en beslissen of je stekken of (vrouwelijk) zaad gebruikt. Het beste is een beproefde vroegbloeiende buitensoort met goede schimmelresistentie. Klassiekers als Double Fun, Dame Blanche en Purple soorten zijn al jaren populaire kandidaten voor de buiteneelt. De laatste jaren zijn vooral Ierdbei en Deense vroegbloeiers als Royal Dane, Danish Gold, Typhoon en Leb27 erg populair. Zaden van voor het Nederlandse klimaat geschikte buitensoorten worden nauwelijks door reguliere zaadbedrijven aangeboden. Het is vooral een liefhebbersmarkt, waarover je via sites als wietforum snel de benodigde informatie kan vinden. Ook autofloweringsoorten zijn geschikte kandidaten nu die steeds potenter worden. Door hun bescheiden omvang vallen ze veel minder op en hun vroege bloei vermindert de kans op budrot, al kan dat vies tegenvallen bij verregende zomers zoals die van de afgelopen jaren. Bovendien verwachten rippers (nog) niet dat wiet al in juli oogstrijp is. Nadeel is dat de zaden duur zijn, zeker als de er geen enkele garantie is dat het duurbetaalde plantje het einde van zijn guerillaleven haalt.

Het voordeel van stekken is dat je alleen vrouwen hebt. Nadelen: commerciële stekken zijn onbetrouwbaar en duur; stekken hebben niet de diepe penwortels van zaadplanten, waardoor watergebrek en windvastheid eerder problemen worden; ook moeten ze worden afgehard voor ze de zon in kunnen. Stekken van buitensoorten worden vrijwel niet verkocht. Als je die wilt zul je al 's winters binnen moeten beginnen met een moederplant, al raden diehard buitenkwekers dat sterk af omdat onder kunstlicht uit buitenzaad opgekweekte planten zich heel anders zouden kunnen gedragen dan de bedoeling is. Toch zorgen eigen stekken voor keuzevrijheid, ze besparen je geld en maken je onafhankelijk.

Zaadplanten zijn sterk en hebben het grote voordeel dat ze, in tegenstelling tot stekken, een diepgravende penwortel hebben, die niet alleen voor verankering zorgt, maar ook in droge bodems eerder water aanboort. Als je geen (duur) vrouwelijk zaad gebruikt is het nadeel dat de planten moeten worden gesekst voordat stuifmeel je oogst kan ruïneren. Om overbodige tochten te voorkomen is het handig thuis uit dezelfde zaadbatch wat plantjes achter te houden, zodat je weet wanneer de voorbloei verschijnt. Zaad kun je thuis ontkiemen en voorgroeien, of op locatie zaaien. Binnen voorgegroeide zaailingen eerst afharden en na een week of 5 checken op voorbloei.

Stap 4 is het uitzetten van de plantjes of zaden. Vaak gaan guerillakwekers in het donker op stap. Overdag is regen gunstig omdat bijna iedereen dan binnen zit, maar ook omdat watergebrek dan de komende dagen geen probleem kan worden en omdat plantjes bij regenweer niet gelijk het volle zonlicht krijgen. Gebruik het voorbereide (voldoende diepe) plantgat en maak dat goed nat, zeker als je stekken op steenwol gebruikt en liefst met een shot wortelstimulator. Voor kleinere hoeveelheden water tot 2 liter zijn de speciale waterrugzakken voor sporters heel gemakkelijk, anders wordt het slepen met jerrycans. Om onopvallend Tegen knagers kan je de plantjes de eerste weken beschermen met fijn gaas, plastic halve liter bekers, of plastic flessen die onder de hals zijn afgesneden. Slakkenvraat, die vooral de eerste weken snel fataal is, kan worden tegengegaan met Ecostyle korrels, cacaodoppen of koperstrips, die de slijmerige bodembewoners een elektrische schok geven. Als de planten groter worden kun je hun hoogte beperken door regelmatig toppen, of ze in een horizontale positie naar de grond te dwingen.

De waakzame guerillagrower wist zorgvuldig zijn sporen en benadert zijn stek op verschillende tijdstippen en steeds vanuit een andere richting. Vaak gebruikt hij signaleringstrucjes uit het padvindershandboek om te controleren of de plek bezocht is. Sommigen met inzicht in de menselijke geest leggen een goed opgepoetste twee euro munt op hun stek neer of zelfs een portemonnee. Mocht blijken dat je plek is bezocht, dan zorgt de cannabiskrijger bij een volgend bezoek voor een alibi: een verrekijker, hengel of vogelboek – als hij dat al niet de hele tijd bij zich had. In sommige gebieden loont het om je als cruisende nicht voor te doen, bijvoorbeeld door een gay pornoboekje bij je te steken. De enige vijanden waartegen op voorhand weinig te doen valt zijn budrot en rondzwevend stuifmeel van medestrijders.

Als alles goed gaat, hoeven we pas later in het jaar weer echt in actie te komen. Onderschat dat niet, want het onopgemerkt rooien en transporteren van wellicht tientallen potige buitenplanten is geen lolletje – en de meest riskante fase van de guerillakweek. Voorknippen op de spot zorgt in ieder geval voor een compactere en eenvoudiger te verstoppen lading. Ook thuis moet alles klaar staan om de hopelijk forse hoeveelheid groen te kunnen opslaan. Wie normaal gesproken tien binnenplantjes droogt moet er rekening mee houden dat die ruimte nu niet groot genoeg is. Maar voor nu zit het zwaarste werk er op. Hopelijk kunnen we je tegen de herfst verslag doen van een geslaagde veldslag in de war on drugs!

S
Soft Secrets