“Tegen de pest, waterzucht en geelzucht”

Frank.Brandse
09 Mar 2021

n staan twee pagina’s met een beschrijving van Kennep oft Kemp. Van hennep dus. Het is de allereerste keer dat er in een Nederlandse bron over Cannabis werd geschreven. De schrijver, Rembert Dodoens, raadt het niet aan, maar “Het wordt gebruikt in een nagerecht dat Galenus Tragemata noemt om het genot op te wekken en zin in drank te krijgen.”Het oudste voorwerp in het Hash Marihuana & Hemp Museum is Het Cruijdeboeck, een boek van een kilo of zeven uit 1608.


Terwijl er tegenwoordig geen dag voorbij gaat zonder bericht van medici als Diederik Gommers of Ernst Kuipers, klonk de naam van de botanist en geneesheer Rembert Dodoens (1517-1585) regelmatig als het ging om de (besmettelijke) ziektes van zijn tijd. Dodoens, geboren als Doedeszoon Joenckema in Mechelen, studeerde op zijn achttiende af in de medicijnen in Leuven. Hij was lang stadsarts in zijn geboorteplaats, maar schopte het van 1574 tot 1579 tot lijfarts van de Duitse keizer Maximiliaan II en van diens zoon, keizer Rudolf II. Vanaf 1582 tot aan het eind van zijn leven was hij hoogleraar in de botanie en de medische wetenschappen in Leiden.

Herbaria

Ziektes waren alomtegenwoordig in Dodoens’ tijd. De pest stak nog al eens de kop op, en daarnaast heersten er verschrikkingen als de pokken, kinkhoest, de zweetziekte (leidde binnen een paar uur tot je dood), geelzucht, pleuritis, melaatsheid, etc. Er was veel behoefte aan medische expertise en aan medicijnen. En toen was natuurlijk alles wat de natuur voortbracht een bron van leven en gezondheid. Kennis van het plantenrijk was essentieel. Daarom werden in de zestiende en zeventiende eeuw in zogenaamde herbaria (plantenboeken) geneeskruiden uitvoerig gedocumenteerd.

Groene vingers

Lang schreven samenstellers van herbaria vooral een aantal klassieke auteurs over, zonder daar veel nieuw onderzoek aan toe te voegen. Dodoens werkte echter in een tijd waarin de studie van het plantenrijk en de geneeskunde een heel ander karakter had gekregen. Het was in heel Europa gewoon geworden om plantensoorten nauwgezet te bestuderen en te inventariseren, want geneeskundigen vonden dat botanische kennis moest worden vergaard door eigen waarnemingen en empirisch onderzoek. Door groene vingers te krijgen dus. En goed te kijken. Ook de ontdekkingsreizen naar de nieuwe wereld leidden er toe dat ook veel nieuwe, tot dan toe onbekende, soorten werden beschreven. Die kennis moest niet langer alleen toegankelijk zijn voor geleerden, maar men wilde onder zo veel mogelijk mensen delen welke planten en kruiden als medicijn konden dienen.

Uitverkocht

Vanuit dat streven ontstond ook Het Cruijdeboeck van Dodoens. Hij wilde de geneeskundige praktijken van zijn tijd verbeteren door kennis over de helende werking van planten breed te verspreiden. Daarom schreef hij in het Nederlands, want dat las de gewone man een stuk makkelijker dan het Latijn wat altijd de voertaal was geweest in de medische literatuur. Naast  zijn eigen onderzoek, heeft Dodoens ook veel gebruik gemaakt van een ander beroemd kruidenboek: De Historia Stirpium Commentarii Insignes (1542) van Leonhart Fuchs, in 1543 in het Duits vertaald als het New Kreüterbuch. Nieuw was dat Dodoens binnen een zelfbedachte botanische systematiek bijna 1000 planten beschreef op basis van uiterlijke kenmerken, en niet alfabetisch. Hij noteerde de soorten, de bloemen en bladeren, groeiplaatsen en bloeiwijze, de toepassingen, die hij kende uit oude bronnen, maar ook zelf had verzameld. Het boek was snel uitverkocht en is vaak herdrukt en vertaald, zelfs in het Japans in 1792. Het museum heeft een tweede druk uit 1608, de eerste was verschenen in 1554. Tot de vroege negentiende eeuw was Het Cruijdeboeck het naslagwerk over planten.

Rembert Dodoens, litho van Simonau & Toovey, 1850. Wellcome Collection. Attribution 4.0 International (CC BY 4.0)

Hemp sonder saedt en Hemp met saedt

Uiteraard kon in dit werk Cannabis niet ontbreken. In het zeventiende hoofdstuk staat een gedetailleerde beschrijving van de groei en ontwikkeling van hennep en de diverse medicinale en industriële toepassingen die werden toegekend aan de plant. Twee mooie schematische afbeeldingen tonen Hemp sonder saedt en Hemp met saedt. Hoewel we veel van zijn adviezen tegenwoordig misschien niet meer direct zo zouden toepassen, biedt de tekst een voorafschaduwing van de medicinale mogelijkheden van Cannabis die in onze tijd langzaamaan wetenschappelijk worden gevalideerd.

Toepassingen

Dodoens beschreef de toepassingen van het zaad, de geperste olie, de bladeren en zelfs de wortels. Volgens een Italiaanse arts die hij citeert, leggen kippen door het eten van veel hennepzaad meer eieren. Bij mensen verdrijft het zaad geelzucht en, in combinatie met witte wijn, geneest het een aandoening aan de lever. Met de olie worden allerlei soorten harde gezwellen genezen en bovendien kunnen lampen erop branden. Melk of pap met hennepzaad helpt tegen snel opkomende pijnen of buikkrampen en het werkt bovendien als slaapmiddel, maar, zo waarschuwt Dodoens, als je er teveel van neemt slaap je te lang en te diep. Gelukkig verdrijft een henneptak in de bedstee bedluizen en vlooien. Dodoens maakt niet specifiek melding van enig psychoactief effect van de vrouwelijke toppen, hoewel hij wel een waardevol advies geeft: “Het eten van te veel hennepzaad is net zo schadelijk als het eten van korianderzaad; sommige mensen worden er razend gek van. Zelfs degenen die alleen maar op henneptakken liggen worden er dronken van en krijgen duizelingen in het hoofd.”

Een aantal observaties van Dodoens in moderne vertaling:

“Hennep heeft een ronde, rechtop groeiende, holle stengel van ongeveer anderhalve meter hoog [5 of 6 voeten]. In het wild heeft de stengel veel weelderig begroeide zijtakken, die bij de gecultiveerde en op het veld uitgezaaide soorten grotendeels ontbreken. De bladeren zijn stevig, ruw en zwartgroen van kleur. Wanneer je ze tussen de handen wrijft geven ze een krachtige geur af.” “In Brabant heet dit gewas Kemp; in Duitsland Zamer Hanff [dat is Zam Kemp tot onderscheid van de wilde soort]; op Sicilië heet het Canape, in Spanje Canamo en in Frankrijk Chanvre; de Griekse naam is Kannabis en Asterion en ook Schenostophon. De Latijnse naam, die ook bij de drogist of apotheek wordt gebruikt, is Cannabis.” “De olie die eruit geperst wordt, dient vooral voor de genezing van allerlei soorten harde gezwellen. Bovendien kunnen lampen erop branden.” “Sommige mensen branden de stelen van de mannelijke soort en maken kruit van de kolen; anderen gebruiken daartoe de as van verbrande wortels.” “Wanneer je het zaad gekneusd op het hoofd of onder je voeten legt helpt het tegen geelzucht, zoals hierboven al is gezegd, en om de dampen van onderuit op te halen en te verdrijven. Met witte wijn gedronken geneest het gekneusde zaad de verstopping van de lever.” “Weer anderen maken van hennepblaadjes en –zaadjes een drankje tegen de pest, waterzucht en geelzucht. Melk of sap getrokken van het zaad helpt tegen pleuritis.” “Gedestilleerd water van hennepzaad en hennepbladeren geneest alle zweren en gezwellen aan het hoofd en over de gewrichten gesprenkeld helpt het tegen jicht.” “In water gezoden hennepwortel helpt tegen kromme zenuwen en botten en kan goed op pijnlijke gewrichten gesmeerd worden.” www.hashmuseum.com

F
Frank.Brandse