Is Jack Herers complot een mythe?

02 Jun 2019

Vraag een cannabisactivist waarom marihuana ooit illegaal is geworden, en de kans is groot dat je een versie van Jack Herers 'hennepcomplot' te horen krijgt.


Vraag een cannabisactivist waarom marihuana ooit illegaal is geworden, en de kans is groot dat je een versie van Jack Herers 'hennepcomplot' te horen krijgt. 

Sinds Herer onsterfelijk werd met The Emperor Wears no Clothes, is het bijna een dogma dat het hennepverbod uit 1937 het resultaat is van een duistere samenzwering tussen chemieconcern DuPont en mediamagnaat Hearst. Uit onverdachte bronnen komen echter geluiden die deze stelling aan het wankelen brengen. Laten we vooropstellen dat Herer alle respect verdient voor zijn cannabisactivisme. Toch, zo betogen Steven Wishnia en Dale Gieringer, had hij het bij het verkeerde eind toen hij het hennepcomplot aanwees als de verklaring voor het verbod op cannabis. Overigens kan geen van beide critici van anti-cannabis sentimenten worden beschuldigd; Wishnia publiceerde zijn artikel Debunking the Hemp Conspiracy Theory op de alternatieve website Alternet, Gieringer, de auteur van The Origins of Cannabis Prohibition in California, is momenteel vice-voorzitter van NORML, de grootste Amerikaanse legaliseringsbeweging. Bij het overlijden van Herer in 2010 noemde Gieringer hem 'een idealistische, koppige pionier met een stem die menig PA-systeem overstemde. Jacks grote bijdrage was het creëren van bewustzijn over hennep. Toen Jacks boek in 1985 uitkwam veranderde hennep in één klap van een drugsprobleem in een milieu-issue'.

De eerste cannabisverboden

Hoewel vaak wordt gedacht dat de Verenigde Staten de moeder van alle cannabisverboden is, was historisch gezien de onbetwistbare initiatiefnemer Groot-Brittannië, of liever gezegd enkele van de kolonies die begin twintigste eeuw nog onder het Britse wereldrijk vielen. Al in 1870 werd in de Britse kolonie Zuid-Afrika het gevaar van cannabis zo groot geacht (lees: de geïmporteerde Indiase arbeiders werden er wel erg relaxed van) dat het werd verboden. Meerdere anti-cannabiswetten volgden, met in 1923 als hoogtepunt een vergeefs Zuid-Afrikaans voorstel om de Verenigde Naties achter een wereldwijd verbod te krijgen. In 1913 had Jamaica, eveneens een Britse kolonie, Zuid-Afrika's voorbeeld gevolgd, en in de jaren twintig verboden ook Canada, Nieuw-Zeeland en Groot-Brittannië zelf cannabis. Hoewel er ook vanuit menslievende motieven voor prohibitie is gepleit, bestond van aanvang af een belangrijk deel van de argumentatie om hennep (en andere drugs) te verbieden uit racistische en moralistische elementen. Tenslotte waren drugs genotmiddelen uit vreemde culturen, en zowel genot als vreemde culturen werden in de benauwende christelijke moraal van die tijd als uiterst verdacht beschouwd.

In Amerika

Meer dan twintig jaar voor de deelnemers aan Herers complot op het toneel verschenen, was de stemming tegenover marihuana in Amerika al omgeslagen. Vanaf 1911 was cannabis in vijf noordelijke staten alleen op recept legaal verkrijgbaar, in 1913 gebeurde hetzelfde in Californië. In Californië (en in Texas) was de drug prominenter aanwezig door de vele Mexicanen die er leefden. Het was ook voor het eerst dat de term 'marihuana' bij het grote publiek werd geïntroduceerd. Voordien werd het door artsen met Cannabis indica aangeduid, en als het om het nauwelijks voorkomende recreatief gebruik ging, had een enkeling wel eens het exotische woord hasheesh gehoord. De wetgeving uit die jaren had volgens Gieringer minder te maken met een reëel probleem, dan met de wens problemen te voorkomen: ‘Ironisch genoeg verschenen er pas artikelen in de pers nadat cannabis in Californië illegaal was geworden. (...). Het moderne marihuanaprobleem is pas ontstaan na het cannabisverbod.' De Los Angeles Times schreef in 1914 over de 'sinistere legendes van moord, zelfmoord en rampspoed' die rond marihuana hingen. In de Texaanse stad El Paso werd marihuana illegaal nadat een Mexicaan die 'krankzinnig was geworden door stelselmatig marihuanagebruik' een politieagent doodschoot. Toen de drooglegging in 1933 ten einde liep bestond er in ruim dertig staten wetgeving die cannabis behalve als medicijn illegaal maakte. Is Jack Herers complot een mythe?

Sensatiepers

Toen de drank weer legaal vloeide, vlamde ook de aandacht van de sensatiepers voor cannabis op. ‘Ik wilde dat ik bij machte was te laten zien wat een marihuana-sigaretje kan doen met onze gedegenereerde Spaans-sprekende landgenoten,' schreef een krant uit Colorado in 1936. ‘De fatale marihuana-sigaret moet worden erkend als een DODELIJKE DRUG, en Amerikaanse kinderen moeten er TEGEN BESCHERMD worden,' fulmineerden de Hearst kranten. Hearst columniste Annie Laurie waarschuwde dat 'de man die hasheesh neemt rondrent als een dolleman, met zijn bloederige mes in een hand en zijn wurgkoord in de andere, en doorgaat met moorden tot de hasheesh zijn dodelijke vlam heeft opgebrand.' De campagne had ook vertegenwoordigers in regeringskringen. Harry Anslinger, hoofd van het Federal Bureau of Narcotics, leidde de troepen. "Als het afzichtelijke monster van Frankenstein tegenover het monster marihuana zou komen te staan, zou hij dood neervallen van de schrik", donderde hij in 1937. In tijdschriften van Hearst verschenen gruwelverhalen van zijn hand, zoals de geschiedenis van een zekere Victor Licata, die in 1933 zijn familie in Tampa met een bijl had omgebracht nadat hij door het lint was gegaan na het roken van marihuana. In werkelijkheid had de politie van Tampa meermaals vergeefs geprobeerd Locata in een psychiatrische inrichting te laten opnemen voordat hij was begonnen met blowen.

Marihuana Tax Act

De door Anslinger opgestelde en in 1937 door het congres aangenomen Marihuana Tax Act was in de Verenigde Staten de officiële doodsteek voor cannabis in al z'n aspecten. Jack Herers stelling is dat de wet was bedoeld om de hennepindustrie de nek om te draaien en zo de belangen van Hearst en DuPont veilig te stellen; de recente uitvinding van een hennepverwerkings-machine waarmee veel doelmatiger en goedkoper grondstoffen uit de hennepplant konden worden gemaakt, zou een bedreiging hebben gevormd voor Hearsts belangen in de papierindustrie. Voor DuPont zou hennep, dat ook als grondstof voor de touwindustrie diende, een concurrent zijn voor de nieuwe kunstvezel nylon die het concern op de markt wilde brengen. Maar hoe reëel was de concurrentiepositie van hennep eigenlijk? In 1933 was de productie van vezelhennep in Amerika gedaald tot 500 ton per jaar. In 1934 en 1935 begon de productie weer te stijgen, maar deze bedroeg nog steeds maar een fractie van andere vezelgewassen. Hoewel er bij het Amerikaanse ministerie van landbouw mensen waren die geloofden dat de cellulose in de hennepstengel een rendabele grondstof was voor de papierindustrie, wordt dat door latere research tegengesproken.

Alternatief voor henneppapier?

Al bleef Herer volhouden dat hennep 77% cellulose bevat, het was in zijn tijd allang bekend dat slechts 32-38% van de stengel bestaat uit cellulose. En dan is er nog Herers bewering dat Anslinger werd aangestuurd door Andrew Mellon, die als minister van financiën verantwoordelijk was voor zijn aanstelling als drugtsaar. De schatrijke Mellon zou grote financiële belangen hebben in DuPont, die hij veilig stelde door Anslinger op een sleutelpositie te zetten. Toch bestond er volgens geen van de onderzoekers die de financiële geschiedenis van het tijdperk hebben uitgeplozen ook maar de geringste financiële band tussen Mellon en DuPont. Herers bewering dat Hearst papierfabrieken en productiebossen bezat, wordt tegengesproken door W.A. Swanbergs gezaghebbende Hearst-biografie Citizen Hearst. Hierin wordt beschreven (en gedocumenteerd) dat Hearst eind jaren dertig zulke grote schulden had bij banken en zijn Canadese papierproducenten, dat hij gedwongen was zijn prestigieuze kunstcollectie te verkopen om faillissement te voorkomen. "Als dat realistisch was geweest, zou het juist in het belang van Hearst zijn geweest om een goedkoop alternatief als henneppapier te ondersteunen," merkt Gieringer op. "Herer heeft geen greintje bewijs aangevoerd om zijn theorie te onderbouwen," concludeert Gieringer, en noemt zijn hennepcomplot onomwonden een mythe.

Racistische krachten

Wishnia is er van overtuigd dat de werkelijke oorzaak van het cannabisverbod uit 1937 moet worden gezocht bij de puriteinse en racistische krachten die altijd aanwezig zijn geweest in de onderbuik van Amerika. Voor Gieringer is de belangrijkste oorzaak van het verbod de opkomst van een nieuwe generatie ambtenaren die begin twintigste eeuw in het pluche neerstreek. Deze generatie sloot zich aan bij de wereldwijde prohibitionistische beweging, wat in die tijd als uiterst progressief werd beschouwd. Dat concerns als Hearst en DuPont in staat zijn tot onfrisse praktijken, heeft de geschiedenis vaak genoeg bewezen. Het is de vraag of dat voldoende reden is om hen ook de historische vergissing van 1937 in de schoenen te schuiven, al zal een beetje samenzweringsfanaat door de argumenten van Wishnia en Gieringer niet van zijn geloof vallen. Tenslotte is een samenzweringstheorie per definitie onbewijsbaar, en dat is maar goed ook. Debunking the Hemp Conspiracy Theory en The Origins of Cannabis Prohibition in California zijn te vinden op www.alternet.org/drugs/77339/ www.canorml.org/background/caloriginsmjproh.pdf